Hoofdstuk 2 Flashcards

(19 cards)

1
Q

Niks

A

Niks

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe halen ééncellige organismen voedingsstoffen en zuurstof binnen?

A

Middels diffusie, osmose of actief transport uit hun naaste omgeving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat gebeurt er met afvalstoffen in ééncellige organismen?

A

Afvalstoffen worden afgegeven aan het externe milieu.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is passief transport?

A

Transport van stoffen van hoge naar lage concentratie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Geef een voorbeeld van passief transport.

A

Osmose en diffusie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is actief transport?

A

Transport dat energie vereist, zoals via een pompsysteem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waarom kunnen dieren niet direct zuurstof en voedingsstoffen naar alle lichaamsdelen brengen?

A

Omdat ze uit meer lagen cellen bestaan en een speciaal transportsysteem nodig hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de functie van de bloedsomloop bij dieren?

A

Het transporteren van zuurstof uit de longen en voedingsstoffen vanuit de darmen naar de lichaamscellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar kun je informatie vinden over de bouw en werking van het hart?

A

In je biologieboek, maar deze onderwerpen worden niet behandeld in dit hoofdstuk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het focus van de verdieping in hematologie?

A

De verschillende cellen die we onderscheiden in bloed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat moet je doen als je basiskennis mist over de onderwerpen?

A

Neem hoofdstuk 2 en hoofdstuk 8 uit ‘Biologie voor Analisten’ nog eens door.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat gebeurt er als we bloed afnemen en laten staan?

A

Het bloed bestaat uit verschillende onderdelen en lagen. De vaste bestandsdelen zinken naar beneden, waardoor we onderscheid kunnen maken tussen bloedplasma (55%) en bloedcellen (45%).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoeveel bloed bevat het gemiddelde lichaam?

A

Het lichaam bevat gemiddeld zo’n 5 liter bloed, wat overeenkomt met ongeveer 7,5% van het lichaamsgewicht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de hoofdcomponenten van bloed?

A

Bloed bestaat uit plasma (55%), leukocyten en trombocyten (<1%), en erytrocyten (45%).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de officiële namen van de bloedcellen?

A

Rode bloedcellen zijn erytrocyten, witte bloedcellen zijn leukocyten, en bloedplaatjes zijn trombocyten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de verschillende soorten witte bloedcellen?

A

De leukocyten bestaan uit neutrofiele granulocyten, eosinofiele granulocyten, basofiele granulocyten, monocyten en lymfocyten.

17
Q

Wat is de samenstelling van rode bloedcellen in bloed?

A

Rode bloedcellen (erytrocyten) maken meer dan 95% van het totaal uit.

18
Q

Wat is de samenstelling van witte bloedcellen in bloed?

A

Witte bloedcellen (leukocyten) maken meer dan 0,1% van het totaal uit.

19
Q

Wat is de samenstelling van bloedplaatjes in bloed?

A

Bloedplaatjes (trombocyten) maken ongeveer 5% van het totaal uit.