Hoofdstuk 2 Begrippen Flashcards
(43 cards)
Aardgas
Fossiele gasvormige brandstof.
Aardolie
Fossiele vloeibare brandstof.
Aardolieraffinage
Het omzetten van aardolie in brandstoffen.
Aardwarmte
Energie uit de ondergrond.
Bio-ethanol
Energie gekregen dankzij de gisting van suikers.
Biomassa
Resten van planten waarmee energie wordt gemaakt.
Bruinkool
Fossiele vaste brandstof.
Continentaal plat
Het deel van de zeebodem dat aan een land grenst en tot dat land behoort.
Dag en nachtstroom
Sommige elektriciteitsmeters hebben twee standen, één voor de geleverde stroom overdag en één voor de geleverde stroom in de nacht.
Earth charter
Een internationale verklaring voor een duurzame, vreedzame en rechtvaardige samenleving.
Ecologische voetafdruk
Een getal dat voor een bepaald jaar weergeeft hoeveel grond en wateroppervlakte een volk gebruikt voor consumptie en afvalverwerking.
Geothermische energie
Energie gewonnen uit aardwarmte.
Geothermische centrale
Een elektriciteitscentrale die de natuurlijke hitte uit het binnenste van de aarde gebruikt om energie op te wekken.
Getijdencentrale
Een centrale waar energie wordt opgewekt dankzij de kracht van de waterstandverschillen tussen eb en vloed.
Grijze stroom
Een andere naam voor energie uit fossiele energiebronnen.
Groene stroom
Energie die niet vervuilt en nooit opraakt.
Halfwaardetijd
De tijd die de radioactiviteit van uranium nodig heeft om de helft van de oorspronkelijke intensiteit te bereiken.
Hernieuwbare energiebron
Een energiebron die nooit opraakt.
Horst
Een stuk aardkorst dat begrensd is door breuken.
Hydrocentrale
Een waterkrachtcentrale.
Indirect energiegebruik
Energie die je verbruikt door een bepaald product te kopen. Om dit product te maken is er namelijk ook energie nodig.
Infrastructuur
Alle voorzieningen die nodig zijn om personen, goederen of informatie te vervoeren.
Kerncentrale
Een centrale waarbij energie wordt opgewekt door uranium te splitsen.
Kernfusie
Omzetting van waterstof in helium.