Hoofdstuk 4 Begrippen Flashcards
(57 cards)
Achterstandswijk
Wijk met slechte leefbaarheid en problemen.
Arbeiderswijk
Wijk van voor de oorlog, die bestaat uit kleine woningen in rijen gebouwd voor arbeiders.
Arbeidsmarkt
Het geheel van vraag naar arbeid en hoeveelheid beschikbare arbeidskrachten.
Armoedebeleid
Gemeentelijk beleid voor de vermindering van armoede bij inwoners.
Armoedegrens
Het bedrag dat je minimaal nodig hebt om te kunnen voorzien in je eerste levensbehoeften.
Artsendichtheid
Het aantal artsen of dokters per vierkante kilometer.
Autochtonen
Mensen die in het land geboren zijn waar ze wonen en wiens beide ouders ook in dat land geboren zijn.
Autodichtheid
Het aantal auto’s per vierkante kilometer.
BBP (Bruto Binnenlands Product)
De waarde van alle goederen en diensten die een land produceert.
BBP per hoofd van de bevolking
Het BBP gedeeld door het aantal inwoners in een land.
Bebouwingsdichtheid
Het aantal gebouwen per vierkante kilometer.
Beleid
Plannen die de overheid maakt.
Beroepsbevolking
Iedereen tussen de 15 en 65 jaar die werkt of werk zoekt.
Besteedbaar inkomen
Het inkomen dat je overhoudt nadat je je belastingen en premies hebt betaald.
Bestemmingsplan
Plan van een gemeente waarin staat wat er met een bepaalde ruimte mag gebeuren.
Bevolkingsdichtheid
Het gemiddelde aantal inwoners per vierkante kilometer.
Bewonerskenmerken
Opvallende zaken van bewoners in een gebied.
Bijstand
Uitkering voor mensen die niet in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien.
BNP (Bruto Nationaal Product)
De waarde van alle goederen en diensten die een regio produceert.
BRP (Bruto Regionaal Product)
De waarde van alle goederen en diensten die een regio produceert.
Collectieve beveiliging
Beveiliging die door de buurt zelf wordt betaald.
Congestie
Files en opstoppingen in het verkeer.
Dumping
Producten die tegen te lage prijzen op de markt worden gezet.
Eenzijdig samengestelde woningvoorraad
Een wijk waarin maar één type woning te vinden is, bijvoorbeeld alleen arbeiderswoningen.