Hoofdstuk 2 vdBergh Flashcards
(38 cards)
Welke vier vormen van variabelen zijn er?
.1 Nominaal
.2 Ordinaal
.3 Interval
.4 Ratio
NOIR
Wat is een nominale variabele ?
Wanneer een variabele alleen op de te delen valt in tekstuele categorieën en er is buiten de categorie geen duidelijke volgorde of waarde aan te hangen.
Wat is een ordinale variabele?
Een variabele met tekstuele categorieën waar wel een schaal aan te hangen is. Bijvoorbeeld kort, middellang of lang. Of mee oneens t/m mee eens.
Wat kunnen we interpreteren uit een ordinale variabele?
Letterlijk alleen de rangorde, er valt niets te zeggen over de afstand er tussen in. Je weet bij lang tov middellang namelijk hoeveel langer lang zou zijn t.o.v. middellang. Dat kun je dus ook niet verwerken in statistiek of interpreteren.
Wat is een intervalvariabele?
Een variabele waarbij de afstand tussen waardes wel vastgesteld is. Voorbeelden: Kloktijden, jaartallen, graden celsius.
Wat is een variabele op ratio niveau?
Een variabele waarbij de afstand tussen waardes betekenis heeft en er sprake is van een absoluut 0-punt. Denk aan lengte, graden Kelvin, aantal woorden in een tekst etc.
Wat voor variabele is graden celsius? Welk meetinveau?
Interval
Wat voor variabele is graden Kelvin qua meetniveau?
Ratio
Je hebt een afhankelijke variabele en een onafhankelijke variabele. Wat is de variabele die gemanipuleerd wordt?
De onafhankelijke variabele. De waarde van de afhankelijke variabele is namelijk afhankelijk van de onafhankelijk variabele.
Wat is de afhankelijke variabele?
Dit is de variabele waarop het veronderstelde effect verwacht wordt.
Het bepalen wat de experimentele conditie is en de controle conditie is lastig en soms willekeurig. Wat is wel een reden om iets als experimentele conditie te beschouwen t.o.v. een controleconditie?
De experimentele conditie is vaak de conditie die wordt gevormd aan de hand van de specifieke theoretische inzichten waarop het onderzoek is gebaseerd. De controlegroep is dan een vrij willekeurige groep die overblijft om de experimentele conditie/groep mee te vergelijken.
Wat houdt het in als een relatie significant is?
Als een relatie tussen een onafhankelijke en afhankelijke variabele significant is, houdt dit in dat het onwaarschijnlijk is dat de relatie door toeval tot stand is gekomen.
Uit welke 5 onderzoeksfasen bestaat de empirische cyclus?
.1 De observatiefase
.2 De inductiefase
.3 De deductiefase
.4 De toetsingsfase
.5 De evaluatiefase.
Wat houdt de observatiefase voornamelijk in?
Hierin worden ideeën opgedaan, en wordt er besloten of deze ideeën het onderzoeken waard zijn. Het is het interne proces van een onderzoek dat leidt tot ideeën en nieuwsgierigheid naar te onderzoeken onderwerpen.
Wat houdt de indructiefase in?
Hierin wordt een daadwerkelijk onderzoeksplan opgesteld die ook een hypothese bevat.
Aan welke drie criteria moet een hypothese voldoen?
.1 Het moet logisch en consistent zijn
.2 Hij moet zuinig en economisch zijn.
.3 Het moet een duidelijke empirische referentie hebben.
Wat wordt er bedoeld met een logische en consistente hypothese?
Dat een hypothese 1 uitkomst, en niet meer dan 1 uitkomst voorspelt. En dat het niet voor meerdere interpretaties vatbaar is.
Wat wordt er bedoeld met een hypothese moet zuinig of economisch zijn?
Een hypothese moet zo min mogelijk variabelen bevatten en geen variabelen die onnodig zijn voor de voorspelling.
Wat wordt er bedoeld met “een hypothese moet een duidelijke empirische referentie hebben?”.
Het moet een duidelijke concrete vraag beantwoorden die toepasbaar is op het dagelijkse leven. Variabele moeten dus meetbaar geformuleerd worden.
Wat gebeurt er in de deductiefase?
.1 Hierin worden meer algemene voorspellingen uit de algemeen geformuleerde hypothese gehaald. Bijvoorbeeld bij variabele X zal groep A beter presteren dan groep b. Etc.
.2 Hierin wordt altijd informatie verkregen door deductie, oftewel een meer algemene theorie wordt vernauwd door middel van meer specifieke voorspellingen.
.3 Deductieve kennis is in tegenstelling tot inductieve kennis logisch geldig.
Hoe kan de hypothese in de deductiefase verder verengd worden?
.1 Er wordt specifiek gekeken naar de resultaten van het onderzoek zonder generaliseren
.2 de variabele in de hypothese worden meetbaar gemaakt of geoperationaliseerd.
Welke drie soorten hypothesen zijn er?
.1 Universeel-deteministische hypothesen
.2 Deterministische existentiehypothesen
.3 Probabilistische hypothesen.
Wat is een universeel-deteministische hypothese?
De algemene vorm is: Alle A’s zijn ook B.
Bijvoorbeeld alle vogels kunnen vliegen en alle kachels geven warmte.
Als een onderzoeker kan aantonen dat 1 a niet B is, dan is dze hypothese gefalsifieerd.
Wat is een deterministische existentie hypothese?
Er is ten minste 1 A die ook B is.
Bijvoorbeeld, er is ten minste 1 vogel die kan vliegen.
