hoorcollege 1 (integriteitsstukje toevoegen).

Question 1

Wat is een construct

Answer 1

Een concept dat niet direct waarneembaar is. Dit kan iets zijn als schrijfvaardigheid, maar ok iets als lichaamslengte.

Question 2

Welke 4 meetniveaus zijn er op volgorde van sterkte.

Answer 2

.1 Ratio
.2 interval
.3 ordinaal
.4 nominaal

Question 3

Wat is het verschil tussen interval en ratio?

Answer 3

Bij ratio is er een 0 punt en bij interval niet.

Question 4

Wat is het verschil tussen ordinaal en nominaal?

Answer 4

Beide zijn “categorieën” (vaak uitgedrukt in woorden of begrippen) maar bij ordinaal slaat deze nog wel op een bepaalde schaal of volgorde (bv. van helemaal niet mee eens tot helemaal mee eens).

Question 5

Wat onderscheidt de onafhankelijke variabele van de afhankelijke variabele?

Answer 5

De onafhankelijke variabele is de variabele die je wil manipuleren, en die de afhankelijke variabele beïnvloedt.

Question 6

Welke conditie wordt meestal de experimentele conditie genoemd?

Answer 6

Degene die bedacht is op basis van theoretische gespecificeerde inzichten. Degenen die vaak de aanleiding boden tot het onderzoek.

Question 7

Wat houdt het vraagstuk van generaliseerbaarheid in ?

Answer 7

Een uitkomst kan significant zijn in bepaalde omstandigheden, maar wat zegt dit en op welke groepen is dit toe te passen?

Question 8

Waaruit bestaat de empirische cyclus?

Answer 8

.1 observatiefase
.2 inductiefase
.3 deductiefase
.4 toetsingsfase
.5 evaluatiefase

Question 9

Wat houdt de observatiefase in?

Answer 9

Dit is eigenlijk het vrij willekeurige en creatieve proces dat leidt tot een onderzoeksvraag

Question 10

Wat houdt de inductiefase in?

Answer 10

Hierin wordt de hypothese geformuleerd op basis van de veronderstelling die gedaan is in de observatiefase.

Question 11

Wat houdt de deductiefase in?

Answer 11

Hierin houd je je eigenlijk bezig met de implicaties van je hypothese: Je doet de voorspellingen en kijkt hoe je je constructen meetbaar maakt.

Question 12

Wat houdt de toetsingsfase in?

Answer 12

Hierin interpreteer je de resultaten om te kijken of je hypothese klopt.

Question 13

Wat houdt de evaluatiefase in?

Answer 13

dit is het evaluatietraject waarin wordt gekeken of je daadwerkelijk iets met de uitslagen kunt, en hoe sterk de uitslagen zijn.

Question 14

Aan welke drie voorwaarden moet een hypothese voldoen?

Answer 14

.1 hij moet logisch consistent zijn.
.2 Hij moet zuinig en economisch zijn
.3 Een hypothese moet een duidelijke empirische referentie hebben.

Question 15

Wat betekent “.3 Een hypothese moet een duidelijke empirische referentie hebben.”

Answer 15

Dat het een toetsbare hypothese is, zonder begrippen die niet toetsbaar zijn en dat de begrippen een empirische grondslag hebben en dus ergens op slaan.

Question 16

Wat is de universeel deterministische hypothese?

Answer 16

Een generaliseerbare hypothese, die stelt dat alle A’s ook B’s zijn. Een voorbeeld is “alle vogels kunnen vliegen” . Een probleem is dat dat nooit met zekerheid gesteld kan worden omdat nooit alle vogels onderzocht zullen worden.

Question 17

Wat is de deterministische existentie hypothese?

Answer 17

Dit is een apart type hypothese dat uit gaat van het principe “ten minste 1 A is B” . Bijvoorbeeld, er is ten minste één kachel die warmte geeft.

Question 18

Wat is de probabilistische hypothese?

Answer 18

De algemene vorm is “er zijn relatief meer A’s die B zijn dan niet A’s die B zijn”

Question 19

Wat is de functie van deductie?

Answer 19

Het ondersteunen van theorieën, maar het kan nooit een theorie daadwerkelijk bewijzen.

Question 20

Wat is operationalisatie?

Answer 20

Hoe worden variabelen meetbaar gemaakt?

Question 21

Op welke twee aspecten kun je operationalisatie beoordelen?

Answer 21

1) De mate van reductie
2) De mate van nauwkeurigheid

Question 22

Waaraan voldoet een experiment?

Answer 22

.1 er is een controlegroep
.2 Manipulatie
.3 Aselect, ofwel willekeurig.

Question 23

Wat is een experiment?

Answer 23

Methode om causale relatie tussen twee variabelen aan te tonen.

Question 24

Wat ligt er aan de grondslag van de H0 hypothese?

Answer 24

Het referentiepunt.

Question 25

Wat houdt “het referentiepunt” in .

Answer 25

De algemene situatie waarmee je je experimentele groep vergelijkt (denk voorbeeld Uri Geller).

Question 26

Wat is een ander woord voor referentiepunt?

Answer 26

Status quo.

Question 27

Hoe verhoudt de 0-hypothese(H0) zich met gestelde hypothese (H1)

Answer 27

Je doet een voorspelling, als je daar ondersteuning voor vindt klopt H0 wsl niet en is die gefalsifieerd, en H1 aangenomen.

Question 28

Welke vragen kun je stellen in de evaluatiefase?

Answer 28

Wat is de waarde van mijn bevindingen?

Welke alternatieve verklaringen heb ik voor mijn bevindingen?

Wat kan er verbeterd worden aan het onderzoek?

Welke suggesties voor vervolgonderzoek heb ik?

Question 29

Welke vijf aspecten spelen een rol bij wetenschappelijke integriteit?

Answer 29

.1Eerlijkheid (er wordt geen data verzonnen)
.2 zorgvuldigheid (er worden wetenschappelijke methodes gebruikt)
.3 Transparantie (alles is te controleren)
.4 Onafhankelijkheid (niet corrupt zijn)
.5 verantwoordelijkheid(je houdt rekening met betrokkenen.)