hoofdstuk 3&4 Flashcards
(18 cards)
formule hydrostatische kracht
F = ρgh*A
wat is het hydrostatische paradox
wat is de hydrostatische kracht op een vlakke wand + formule + regel
wat is het drukpunt + andere benaming en wat is er verschillend mee met het zwaartepunt
hoe los je oefeningen met hydrostatische kracht van vlakke wanden op
- eerst tekenen van de y-as en oorsprong
- de y-as ligt altijd in het verlengde van het luik
- de oorsprong ligt steeds op het snijpunt van de y-as en het wateroppervlak
- som van alle momenten moeten 0 zijn
- Mi = Fi * s
- moment = kracht * afstand tussen scharnierpunt en aangrijpingspunt
- hieruit kan je de kracht zoeken die je moet vinden
wat is opwaartse kracht + formule (2) + voorwaarde bij de 2e
een object in een vloeistof ondervindt een opwaartse kracht
Fopw = ρfluïdum*g*Vverpl
als het object drijft is Fopw = G
wat zegt de wet van Archimedes
een drijvend of ondergedompeld object ondergaat een opwaartse kracht gelijk maar tegengesteld aan het gewicht van het verplaatste fluïdum
Een boot op een meer en heeft een stalen blok in het ruim liggen dat plots overboord wordt gegooid. Wanneer staat het niveau van het water het hoogst? Wanneer de blok in het ruim ligt of wanneer het in het meer ligt? De bijdrage van de boot zelf is te verwaarlozen
het waterpeil staat het hoogst wanneer de baksteen in de boot ligt. want als een object ondergedompeld wordt in een fluïdum dan verplaatst het evenveel fluïdum als dat volume van dat object in beslag neemt, maar als het object drijft dan verplaatst het evenveel fluïdum als het massa heeft
wanneer drijft en zinkt en object in een fluïdum
als het object een kleinere dichtheid heeft dan het fluïdum dan drijft het, als het een grotere dichtheid heeft dan zinkt het
wanneer spreken we over volume- en massaverplaatsing bij de wet van Archimedes
als het object drijft op het fluïdum dan spreken we over de massaverplaatsing
en als het object zinkt dan gebruiken we volumeverplaatsing
wat is dit en hoe werkt het
een hydrometer en het gebruikt de opwaartse kracht om de dichtheid van een vloeistof te meten
wanneer zweeft, zinkt of daalt of stijgt een object in een fluïdum (met G)
(G = zwaarte kracht van het ondergedompelde deel/object)
G = Fopw : het object zweeft in het fluïdum
G > Fopw : het object zinkt of daalt in het fluïdum
G < Fopw : het object stijgt in het fluïdum
wanneer zweeft/ligt een object stabiel
onder 2 voorwaarden:
G = Fopw
en wanneer het massacentrum (of massa zwaartepunt) Zm en het zwaartepunt van het verplaatste fluïdum (Zfl) op 1 verticale lijn liggen (pas op: 3 mogelijkheden en maar 1 is voor stabiliteit!)
welke 3 mogelijkheden zijn er voor Zm en Zfl
bij labiel evenwicht (Zm ligt boven Zfl) kan een zwevend of drijvend lichaam toch een stabiel/labiel/indifferent evenwicht hebben, hoe kan je dat bepalen? (2)
door de ligging van het Metacentrum (M) en het Zm ten opzichte van elkaar of met de formule op het formularium
hoe bepaal je het metacentrum
door het snijpunt te pakken van de symmetrielijn van het object en de loodlijn
benoem de delen van deze formule
hm = de afstand tussen Zm en M = metacentrum hoogte
IZ = dezelfde formule als die ge vindt op uw formularium bij Ix alleen zullen de getallen (bv. bij b en h) omgewisseld zijn ofzo dus goed opletten daarbij
ZflZm is de afstand tussen Zfl en Zm
welk zijn de 3 mogelijkheden voor het evenwicht bij labiel evenwicht met de 3e voorwaarde