Hoofdstuk 3: opioïden en pijn Flashcards

(11 cards)

1
Q

Hyperalgesie

A

= Als er al een letsel is, dan zal een bijkomende pijnprikkel groter zijn dan wanneer er nog geen letsel was.
Bv. Naaldenprik in voet voor of na enkel omslaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Allodynia

A

= Bij een niet pijnlijke prikkel wel pijn ervaren
Bv. Op je enkel duwen wanneer je deze net hebt omgeslagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waarvoor staat het antero-lateraal systeem in?

A
  • Grove tast
  • Pijn
  • Temperatuur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waaruit bestaat het antero-lateraal systeem?

A

Paleospinale tractus
- Spinoreticular tractus (SRT): reticulair activerend systeem, arousal activeren
- spinomesencephale tractus (SMT): PAG activeren
- Spinohypothalamale tractus (SHT): autonome reactie op pijn (zweten, BD stijging)

Neospinale tractus
- VPM (ventrale posterior mediale nuclei)
- VPL (ventrale posterior laterale nuclei)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

PAG

A

= periaquaductal grey
Hierop kan worden ingewerkt met opioïden en zijn inhiberende banen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Inhiberende banen met hun voornaamste neurotransmittors

A
  • Periaquaductal grey - opioïden
  • Locus coereleus (LC) - alfa 2-agonsiten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn excitatoire neurotransmitters?

A
  • Substance P
  • Glutamaat
  • CGRP
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de werking van opioïden?

A

Ze hebben een negatief effect op de afferente neuronen die instaan voor de vrijstelling van excitatoire neurotransmitters. Ze binden direct aan het tweede orde neuron en gaan zo de pijnprikkel inhiberen.
- Presynaptisch: Ca+ vrijstelling inhiberen
- Postsynaptisch: K+ efflux stimuleren (membraan potentiaal stijgt en polarisatie wordt moeilijker)
- Paradoxale excitatie = wanneer pijninhibitoren worden geïnhibeerd (onvoorspelbaar)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de effecten van opioïden?

A
  • Analgesie
  • Sedatie: mu-R&raquo_space;> delta/kapa-R
  • Excitatie: diersoortafhankelijk (rind, varken, kat, paard&raquo_space;> hond), overdosering kan paradoxale excitatie veroorzaken
  • Cardiovasculair sparend
  • Respiratoire depressie (vooral mu-R)
  • Anti-tussief (hoest-centrum)
  • GIS: stimuleerd chemo-receptor trigger zone (braak centrum), behandeling diarree
  • Tolerantie door receptorwijziging
  • Afhankelijkheid en withdrawal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Indicaties voor het gebruik van opioïden

A
  • Premedicatie: sedatie en analgesie
  • Cocktailanesthesie: potentialisering en zo dosis verlagend
  • Analgesie
  • Sedatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Potentie

A

= de nodige dosis om 50% van het maximale effect uit te lokken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly