Hoofdstuk 4: NSAIDs Flashcards
(10 cards)
1
Q
Effecten PGE2
A
- Vasodilatatie o.a. nierdoorbloeding
- Inhibeert thrombocyten aggregatie (anti-thrombotisch)
- Bronchodilatatie
- Maagsapsecretie daalt en maagslijmsecretie stijgt –> HCl daalt en pH stijgt
- Pijnreceptie stijgt
- Koortsinducerend: t.h.v. hypothalamus gaat setpoint stijgen –> enzymatische processen verlopen sneller
2
Q
Effect thromboxanen A (TxA2)
A
- Vasoconstrictie
- Stimuleerd thrombocyten aggregatie (pro-thrombotisch)
3
Q
Effect prostacyclines (PGI2)
A
- Thrombolyse
- Vasodilatatie
4
Q
Effect COX-1
A
- Vasodilatatie
- Constitutief in verschillende weefsels (nier, maag)
- Inhibitie:
1. Inhibitie van vasodilatatie t.h.v. de nier –> nierfalen
2. Inhibitie van maag HCl secretie –> maagulcers
5
Q
Effect COX-2
A
- Induceerbaar en constitutief
- Pro- en anti-inflammatoir
- Inhibitie:
1. Inhibitie van vasodilatatie –> vasoconstructie/normaal
2. Inhibitie pijnprikkel
3. Anti-pruritisch
4. Hart heeft COX-2 nodig –> harproblemen, maar voordelig bij persisterende ductus arteriosus (PDA)
6
Q
Effecten NSAIDs
A
- Anti-inflammatoir: daling PGE2 en PGI2
- Analgesie: centraal en perifeer
-> Blokkering PGE2 gemedieerde pijn
-> Alleen somatische analgesie
-> Geen afhankelijkheid of tolerantie - Anti-pyretisch: verhindert setpoint verhoging (alleen bij koorts, niet bij normale lichaamstemperatuur)
7
Q
Neveneffecten NSAIDs
A
- Toxiciteit
- GI-schade: ulcers door verhoogde HCl uitscheiding (inhibitie van protonpompen)
- Nefrotoxisch: door vasoconstrictie t.h.v. de nieren
- Hepatotoxisch (alleen bij overdosdering)
- Bloedstollingsproblemen: irreversiebele binding aan COX-1 van thrombocyten –> anti-aggregatie –> bloedingen
8
Q
Farmacokinetiek NSAIDs
A
- Absorptie: goede orale opname, goede biologische beschikbaarheid (F) en absorptie vanuit de maag en duodenum
- Distributie: gebonden aan albumine en kleine vrije fractie
- Metabolisatie: biotransformatie = meestal inactivatie
- Excretie: renale klaring! Enkel vrije fractie kan glomerulaire filtratie ondergaan
–> passieve reabsorptie bij hond en kat door zuurdere urine
–> geen reabsorptie bij herbivoren door basischere urine
9
Q
Interacties van NSAIDs
A
- Met andere NSAIDs: verterkend effect –> toxiciteit
- Met SAIDs (glucocorticoïden): verhoogd risico op GI nevenwerkingen door verhoogde toxiciteit
- Met sterk plasma eiwit gebonden GM en CYP-inhibitoren: monitoring!
- Met nefrotoxische GM (bv. aminoglycosiden)
10
Q
Ladingsdosis
A
= 1x een hoge dosis toedienen zodat men sneller de therapeutische dosis bekomt