hoofdstuk 4 Flashcards
(51 cards)
anorganische stoffen
kleine eenvoudige moleculen komt voor in organismes als in de levenloze natuur
organische stoffen
afkomstig van organismes of van producten van organismes grote moleculen
heterotrofe organismen
hebben andere organismen nodig als voedsel, nemen organische en anorganische stoffen op en kunnen geen organische stoffen bvb schimmels
autotrofe organismen
kunnen organische stoffen maken uit anorganische eten geen organismen en nemen anorganische stoffen op
zelforganisatie
het ontstaan van nieuwe eenheden met nieuwe eigenschappen en komen op een hoger organisatienieveau
black smokers
vulkanische schoorstenen op de bodem van de oceaan
endosymbiosetheorie
door instulpingen van het membraan zijn een celkern met kernmembraan en het endoplastisch reticulum ontstaan, cyanobacteriën hebben zich tot chloroplasten ontwikkeld en aerobe bacteriën hebben zich tot mitochondriën ontiwkkeld
prokaryote organismen
hebben geen clekern zodat het DNA (zonder eiwitmolecuul) los in het cytoplasma (chromosomen liggen los en soms hebben ze cirkel vormige plasmiden) ligt en hebben geen vacuole mitochondriën of endoplastisch reticulum bvb bacterien en archea
eukaryote organismen
hebben celkernen waarin het DNA zich bevindt en hebben ook vacuole mitochondriën en een endoplastisch reticulum
de drie domeien
bacteriën archea en eukaryoten
indelings criterium
celtype, aanwezigheid van en bouw van celwand, aantal cellen en voedingswijze
rijken van domein eukaryoten
schimmels planten en dieren
indeling rijk
stammen, klassen, orden, families, geslachten en soorten
geslacht
soorten die zich uit dezelfde voorouder hebben ontwikkeld
binaire naamgeving
geslachtsnaam (voorop met een hoofdletter)
soortaanduiding (met kleine letter)
vaak de naam afgekort van de naamgever
transformatie
opname van DNA-fragmenten van een gestorven soortgenoot
conjugatie
door vorming van een holle buis naar een andere soortgenoot de genen overnemen
transductie
overbrenging door virussen
virus
bestaat uit grotendeels erfelijk materiaal DNA virus bevat DNA een RNA virus bevat RNA dit molecuul zit omgeven door een eitwitmantel
bacteriofagen
virussoorten die bacteriën als gastheer gebruiken
mycelium
een netwerk aan hyfen (schimmeldraden)
chitine
zit in de celwanden van schimmels en zorgen ervoor dat piciline tegen
neodarwinistische evolutietheorie
gaat uit van genetische variatie, natuurlijke selectie en soortvorming door reproductieve isolatie
mutaties
veranderingen in genen vind plaats door foute kopieën van chromosomen