Hoofdstuk 6 Inleiding Recht Flashcards

1
Q

Filososfisch-ethische benadering

A

Mensenrechten fundamentele rechten die aan de mens toekomen op basis van het mens-zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Structureel-vergelijkende benadering

A

Vergelijkt de structuur van mensenrechten met andere verschijnselen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoger recht

A

Subjectief recht dat een hogere status heeft dan het recht van alledag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Onafhankelijkheidsverklaring 1776

A

Het gelijkheidsbeginsel en het recht op gelijke behandeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Rechtspositivist John Austin

A

Natuurrechtelijk taalgebruik is zinloos.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Pogingen om het hoger recht te effectueren

A

Het hogere recht moest zichtbaar, stabiel of effectief worden gemaakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Verschansen

A

Natuurrecht door een verzwaarde wijzigingsprocedure onderscheiden van het recht van alledag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Constitutionalisme

A

Het optekenen van hoger recht in grondwetten en verdragen, zodat het hogere recht zichtbaar wordt gemaakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Flexibel hoger recht

A

Het hogere recht kan mee veranderen met de opvattingen in de maatschappij.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Gematigde rigide recht

A

Het hoger recht is alleen te wijzigen met een speciale procedure: gekwalificeerde meerderheid, referendum, goedkeuring speciaal orgaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Volkomen rigide hoger recht

A

Het hogere recht compleet onwijzigbaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Verschanst

A

Regels en beginselen die op een speciale manier worden beschermd in een constitutie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

John Marshall ‘Marbury v. Madison’

A

De macht van wetgeving is duidelijk bepaald en afgeperkt. Om te zorgen dat deze beperkingen niet worden vergeten is de constitutie geschreven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Toetsingsrecht

A

Rechter de bevoegdheid om alle wetten op hun overeenstemming of strijd met de grondwet te controleren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Toetsingsverbod

A

Art. 120 Gw verbiedt het om formele wetgeving aan de grondwet te toetsen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Algemeen Constitutioneel Patroon van de Moderne Tijd

A

Een geïnstitutionaliseerde beperking van politieke macht door subjectieve rechten die worden ontleend aan hoger recht, waarbij dat hogere recht is opgetekend in een formeel document en wordt afgedwongen, ook tegenover de wetgever, door de rechter.

17
Q

Absolute aanspraken

A

Aanspraken waarop men onder geen enkele omstandigheid een uitzondering kan maken,

18
Q

Implementatiemechanisme

A

Instituties en procedures die naleving van mensenrechten afdwingen,

19
Q

Normale juridische rechten

A

Recht uit geschreven recht, jurisprudentie, gewoonte en rechtsbeginselen.

20
Q

Mensenrechten als constitutionele rechten

A

Mensenrechten, zoals men die in verdragen en grondwetten aantreft.

21
Q

Normale morele rechten

A

Rechten waar alleen in metaforische zin over wordt gepraat.

22
Q

Mensenrechten als morele rechten voor iedereen

A

Rechten die aan alle mensen toebehoren in alle maatschappijen en die onvervreemdbaar zijn.

23
Q

5 kenmerken mensenrechten

A

Hoger recht, gecodificeerd, rigide, afdwingbaar voor de rechter. en universeel.