Hoofdstuk 7 deel 1 Flashcards

1
Q

Wat hield de studie van Ruben & Schulkind in?

A

Studie waarbij aan 73 jarigen werd gevraagd herinneringen te genereren bij bepaalde woorden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

welke bevindingen maakten Ruben & Schulkind in hun onderzoek?

A
  1. De helft van de herinneringen die ze ophaalden waren herinneringen van toen ze bijna 70 waren
  2. Ze hebben geen herinneringen voor de leeftijd van 3
  3. In de periode van 10 tot 30 jaar heb je veel herinneringen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat houdt het recentheidseffect in?

A

We zijn sterker in recente herinneringen dan herinneringen van lang geleden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het geheugen?

A

In de hersenen opgeslagen ervaringen die gedrag kunnen beïnvloeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat was het doel van onderzoek van Ebbinhaus?

A

Achterhalen hoe snel en hoeveel we vergeten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat hield het onderzoek van Ebbinhaus in?

A

Mensen kregen lettergrepen te zien, hierna werd gevraagd aan te geven hoeveel lettergrepen ze zich nog correct konden herinneren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke bevindingen maakte Ebbinhaus met zijn onderzoek?

A
  1. Het menselijk brein kan slechts zeven eenheden onthouden

2. Naarmate van de tijd daalt de herinnering, er is vlug verval (80% vergeten we zonder herhaling)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn savings?

A

Besparingen, alles wat we ooit geleerd hebben laat een spoor achter in de hersenen, is nooit echt vergeten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat stelde Meeter?

A

Als we iets met een betekenis proberen onthouden vergeten we net iets minder (75%)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat stelde William James?

A

Er zijn twee soorten geheugen:

  1. Primair geheugen: Korte termijn geheugen
  2. Secundair geheugen: Lange termijn geheugen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke onderverdelingen kent het secundair geheugen?

A
  1. Niet-declaratief geheugen: impliciet, procedureel geheugen (niet te verwoorden)
  2. Declaratief geheugen: expliciet geheugen (te verwoorden)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke twee soorten declaratief geheugen hebben we?

A
  1. Episodisch: zelf meegemaakte gebeurtenissen, autobiografisch geheugen
  2. Semantisch: geiten en ennis over de wereld
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

In welke drie stappen verloopt herinneren?

A
  1. Verwerving
  2. Bewaren
  3. Oproepen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat houdt verwerving in?

A

Iets moet in de hersenen opgeslagen zitten, zo niet kan je de herinnering niet ophalen e kan je bijgevolg niets leren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat houdt bewaren in?

A

Er moet eerst een geheugenspoor worden aangemaakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat houdt oproepen in?

A

Via connecties kan je via verschillende wegen makkelijker tot een herinnering komen

17
Q

Wat houdt het model van Atkinson & Shiffrin in?

A

Het geheugen bestaat uit het:

  1. Sensorisch geheugen
  2. Echoïsch geheugen
18
Q

Wat houdt het sensorisch geheugen in?

A

Apart voor elk zintuig, het iconisch geheugen houdt even bij wat we visueel binnenkrijgen voor het naar het korte termijn geheugen wordt gestuurd, hierdoor kunnen we veel info op korte tijd bijhouden

19
Q

Wat houdt het echoïsch geheugen in?

A

Auditieve informatie houden we iets langer bij

20
Q

Wat is de fragiele code?

A

Er is een articulatorisch suppressie effect mogelijk, wat ervoor zorgt dat een volledig verval mogelijk is

21
Q

Wat is het primacy effect?

A

Zaken die je snel genoeg kan herhalen zodat ze in je LTG terechtkomen

22
Q

Wat is het voorrangseffect?

A

Je onthoudt zaken beter omdat je erin geslaagd bent ze van je KTG naar je LTG te verplaatsen

23
Q

Wat is het recentheidseffect?

A

Beter herinneringen omdat het verval van je KTG niet gebeurt is in het werkgeheugen

24
Q

Wat zin de drie grote onderdelen van het werkgeheugen?

A
  1. Viuospatieel schetsblad: visuele informatie
  2. Fonologische lus: fonologische informatie
  3. Central executive: zorgt ervoor dat de stimuli geselecteerd wordt, de aandacht verdeeld wordt tussen verschillende taken
25
Q

Wat is de relatie tussen werkgeheugen en LTG?

A

Het WG is een actief onderdeel van het LTG

26
Q

Wat is de derde ontwikkeling?

A

Een computermodel dat werking van de hersenen stimuleert door grote hoeveelheid knopen (neuronen) met elkaar te laten communiceren

27
Q

Wat is het probleem met de derde ontwikkeling?

A

Leren is een twee stappen proces

28
Q

Wat is catastrofale interferentie?

A

Telkens je iets leert, wordt het vorige vergeten

29
Q

Hoe gaan de hersenen catastrofale interferentie tegen?

A

Als we iets leren slaan we het eerst op in de hippocampus, hierna integreren we het naar de netwerken. Dit zorgt ervoor dat catastrofale interferentie niet mogelijk is

30
Q

Wat stelt Jacobs ivm individuele verschillen omtrent het werkgeheugen?

A

Hoeveel je kan onthouden wordt gebruikt als maat voor intelligentie

31
Q

Wat stellen cultuurpessimisten?

A

Doordat jongeren niets meer onthouden maar alles opzoeken worden ze dommer, het geheugen wordt slechter omdat het minder gebruikt wordt

32
Q

Wat wees onderzoek uit omtrent de visie van de cultuurpessimisten?

A

Het geheugen gaat er niet op achtergaat qua basiscapaciteit, we onthouden gewoon anders. We leren onthouden waar we iets kunnen terugvinden, we rekenen meer op externe opslagplaatsen

33
Q

Wat is de dus coding theory?

A

Als je erin slaagt iets op twee manieren op te slaan (bv verbaal en visueel), sla je beter op dan wanneer je slechts op één manier doet

34
Q

Wat is het enactment effect?

A

Combinatie motorische en beeldcodes

35
Q

Wat is het genereereffect?

A

Als je informatie diep verwerkt, zorgt dit ervoor dat je herinneringen beter worden opgeslagen