Hoofdstuk 9 woordenlijst | Bij de huisarts Flashcards
(51 cards)
1
Q
de huisarts
A
doctor/ gp
2
Q
wat is er aan de hand?
A
what’s wrong?
3
Q
de doktor
A
doctor
4
Q
zoals
A
as
5
Q
zit ik onder bultjes
A
I’m covered in lumps / a rash
6
Q
bultjes (de bult)
A
lumps
7
Q
armer (de arm)
A
arms
8
Q
benen (het been)
A
legs
9
Q
de buik
A
stomach
10
Q
de rug
A
back
11
Q
het gezicht
A
face
12
Q
jeuken
A
itch
13
Q
verschrikkelijk
A
terrible
14
Q
van alles
A
everything
15
Q
geprobeerd (proberen)
A
tired
16
Q
geholpen (helpen)
A
helped
17
Q
begonnen (beginnen)
A
begun
18
Q
gisteravond
A
last night
19
Q
gedaan (doen)
A
done
20
Q
overdag
A
during the day
21
Q
gewerkt (werken)
A
worked
22
Q
klanten (de klant)
A
clients
23
Q
bekeken (bekijken)
A
looked at
24
Q
do voetbalvereniging
A
football club
25
geweest (zijn)
been
26
het wedstrijdje (de wedstrijd)
match
27
gespeeld (spelen)
played
28
daarna
after that
29
gedronken (drinken)
drunk
30
bijzonders (bijzonder)
special
31
gegeten (eten)
eaten
32
afgelopen
past / last few
33
vergeten
forgotten
34
denken
think
35
rijp
ripe
36
emmers (de emmer)
buckets
37
vol
full
38
vorig
last
39
klachten (de klacht)
complaints
40
lijkt op (lijken op)
looks like
41
allergische (allergisch)
allergic
42
de reactie
reaction
43
geef me (meegeven)
give
44
de zalf
ointment
45
tegen
against
46
de jeuk
itch
47
anders
otherwise
48
krabt (krabben)
scratch
49
de huid
skin
50
kapot
broken
51
sterkte
good luck