Hoorcollege 1: Behandelperspectieven Flashcards

(32 cards)

1
Q

De orthopedagoog beoogt:

A

Toepassen van kennis en kunde, met doel te realiseren wat gewenst is (normatieve gezichtspunt, i.p.v. het afwijkende kind als object)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Afwijkend gedrag is: (3)

A

Moeilijk opvoedbaar
Leerproblemen
Fysiek of mentaal beperkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Doel van ingrijpen van orthopedagoog?

A

Helpen bij maatschappelijke integratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Therapiecyclus (fases) (3) binnen klinisch cyclus

A

Planning - Uitvoering - Beoordeling effect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Diagnostische cyclus (3) binnen klinisch cyclus

A

Klachten analyse
Probleemanalyse
Verklaringsanalyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Scharnierpunt TC en DC

A

Indicatieanalyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Systemisch model
- Visie op probleemgedrag (3)

A
  1. Functioneren gezin
  2. Opvoedstijlen / opvoerderskenmerken
  3. Wederkerigheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Systemisch model
- Diagnostiek (2) en instrumenten (4)

A
  1. Gedrag niet geïsoleerd bekijken
  2. Kijkt in meerdere subsystemen
    Instrumenten: gezinsobservatie, gezinsvragenlijsten, gezinsinterview, genogram.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Systemisch model
- Visie op behandeling (2)

A
  1. Focus op gezinssysteem
  2. Zorgen voor gezond en evenwichtig gezinssysteem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Systemisch model
- Interventies (2)

A
  1. Gezinstherapie (systeemtherapie)
  2. oudergroepen / oudertherapie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Psychodynamisch model
- Visie

A

Persoonlijkheid uitkomst van ontwikkelingsproces
1. Id - Lustprincipe (behoefte meteen bevredigen) - biologisch
2. Ego - Realiteitsprincipe (de afweging) - cognitief
3. Superego - Ego-ideaal geweten (hoe het hoort/heb geleerd) - sociaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Psychodynamisch model
- Visie op probleemgedrag

A

Sociaal-emotionele ontwikkeling verstoord door het niet succesvol oplossen van conflict in orale, anale of fallische fase.

Orale fase conflict: word ik voldoende bevredigd in mijn behoeften?

Anale fase conflict: conflict tussen id en superego. Tussen eigen behoeften en wat ouders van het kind verlangen.

Fallische fase: rivaliteitsconflict. iemand anders maakt aansprak op de liefde en aandacht van moeder/vader

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Psychodynamisch model
- Diagnostiek (2)

A
  1. Interview vroege ontwikkeling
  2. Projectiemateriaal:
    - Vertelplaten
    - Zinaanvullijsten
    - Tekeningen
    - Spel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Psychodynamisch model
- Visie op behandeling (2)

A
  1. Geblokkeerde ontwikkeling opgang brengen door inzicht geven in tegenstrijdige wensen en gevoelens.
  2. Beïnvloeden van objectrelaties (met significant anderen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Psychodynamisch model
- Interventies

A

Melanie Klein (1930)
- Spel benadrukken in behandeling
- Psychoanalytische interpretatie van spel als equivalent van de vrij associatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Humanistisch model
- Visie (2)

A
  1. Clientgerichte benadering
  2. Ontwikkeling van het ‘self-concept’
17
Q

Self-concept (2) (humanistisch model)

A
  1. Organismic valuing process: innerlijke behoefte om zich te ontplooien (self)
  2. Need for positive regard: elementaire behoefte aan waardering van de ouders (experience)
18
Q

Humanistisch model
- Visie op probleemgedrag

A

Sprake van een verstoring in de ontwikkeling van het self-concept met als gevolg een incongruentie tussen het self en experience

19
Q

Humanistisch model
- Visie op behandeling (2)

A
  1. Omgeving creëren van onvoorwaardelijke positieve acceptatie
  2. ontwikkelen van een positief self-concept, basis voor zelfactualisatie.
20
Q

Humanistisch model
- Interventies (1 (4))

A

Virginia Axline: Speltherapie
1. Relaties: warmte en acceptatie
2. Permissieve houding: uitnodigen tot vrije expressie gevoelens
3. Respect voor kind, vertrouwen in eigen vermogen problemen op te lossen
4. Non-directieve instelling

21
Q

Biomedisch model
- Visie gedrag (2)

A
  1. Gedrag verklaard door bestuderen van neuro-psychologische processen
  2. Al dan niet in interactie met een stressvolle omgeving.
22
Q

Biomedisch model
- Visie op probleemgedrag

A

Gedragsproblemen zijn terug te voeren op hersenorganische disfuncties:
- Genetisch
- Biochemisch (neurotransmitters, organische factoren, metabole factoren)
- Temperament

23
Q

Biomedisch model
- Diagnostiek (2)

A
  1. Ontwikkelingsgeschiedenis
  2. Neuro(psycho)logisch onderzoek
24
Q

Biomedisch model
- Visie op behandeling (1)

A
  1. Wijzigingen aanbrengen in hersengebieden
25
Biomedisch model - Interventies (2)
1. Dieet 2. Farmocologie
26
Soorten psychofarmocologie (4)
1. Stimulantia 2. Anti-depressiva 3. Anti-psychotica 4. Anti-epileptica
27
Afwegingen psychofarmaca (7)
1. Effect? 2. Onderzoek bekend? 3. Betekenis voor kind? 4. Bijwerkingen? 5. Levenslang? 6. Wat gebeurt er na stoppen? 7. Is er een alternatief?
28
Behavioristisch model (Leertheoretisch model). Gedrag is.. (2)
Gedrag is een functie van omgevingsfactoren of ervaringen uit het verleden. Gedrag is een uitkomst van een leerproces - Klassieke conditionering - Operante conditionering - Sociaal leren
29
Behavioristisch model (Leertheoretisch model) Behandeling is gericht op... (2)
Behandeling is vaak gericht op een combinatie van de leerprincipes, voor aanleren nieuw gedrag / nieuwe betekenissen.
30
Cognitief model (Leertheoretisch model) Visie op problematisch gedrag
Inadequaat gedrag en emotionele problemen door onjuiste cognities, nl. 1. Negatieve verwachtingen en waardering, onjuiste attributie en irrationele overtuigingen. 2. tekorten in zelfregulatie en zelfcontrole
31
Onjuiste cognities (2)
1. Negatieve verwachtingen en waardering, onjuiste attributie en irrationele overtuigingen. 2. tekorten in zelfregulatie en zelfcontrole
32
Cognitief model Behandeling
Behandeling omvat disfunctionele gedachten en leren van cognitieve vaardigheden en strategieën.