Hoorcollege 1: Behandelperspectieven Flashcards

1
Q

De orthopedagoog beoogt:

A

Toepassen van kennis en kunde, met doel te realiseren wat gewenst is (normatieve gezichtspunt, i.p.v. het afwijkende kind als object)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Afwijkend gedrag is: (3)

A

Moeilijk opvoedbaar
Leerproblemen
Fysiek of mentaal beperkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Doel van ingrijpen van orthopedagoog?

A

Helpen bij maatschappelijke integratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Therapiecyclus (fases) (3) binnen klinisch cyclus

A

Planning - Uitvoering - Beoordeling effect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Diagnostische cyclus (3) binnen klinisch cyclus

A

Klachten analyse
Probleemanalyse
Verklaringsanalyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Scharnierpunt TC en DC

A

Indicatieanalyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Systemisch model
- Visie op probleemgedrag (3)

A
  1. Functioneren gezin
  2. Opvoedstijlen / opvoerderskenmerken
  3. Wederkerigheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Systemisch model
- Diagnostiek (2) en instrumenten (4)

A
  1. Gedrag niet geïsoleerd bekijken
  2. Kijkt in meerdere subsystemen
    Instrumenten: gezinsobservatie, gezinsvragenlijsten, gezinsinterview, genogram.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Systemisch model
- Visie op behandeling (2)

A
  1. Focus op gezinssysteem
  2. Zorgen voor gezond en evenwichtig gezinssysteem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Systemisch model
- Interventies (2)

A
  1. Gezinstherapie (systeemtherapie)
  2. oudergroepen / oudertherapie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Psychodynamisch model
- Visie

A

Persoonlijkheid uitkomst van ontwikkelingsproces
1. Id - Lustprincipe (behoefte meteen bevredigen) - biologisch
2. Ego - Realiteitsprincipe (de afweging) - cognitief
3. Superego - Ego-ideaal geweten (hoe het hoort/heb geleerd) - sociaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Psychodynamisch model
- Visie op probleemgedrag

A

Sociaal-emotionele ontwikkeling verstoord door het niet succesvol oplossen van conflict in orale, anale of fallische fase.

Orale fase conflict: word ik voldoende bevredigd in mijn behoeften?

Anale fase conflict: conflict tussen id en superego. Tussen eigen behoeften en wat ouders van het kind verlangen.

Fallische fase: rivaliteitsconflict. iemand anders maakt aansprak op de liefde en aandacht van moeder/vader

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Psychodynamisch model
- Diagnostiek (2)

A
  1. Interview vroege ontwikkeling
  2. Projectiemateriaal:
    - Vertelplaten
    - Zinaanvullijsten
    - Tekeningen
    - Spel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Psychodynamisch model
- Visie op behandeling (2)

A
  1. Geblokkeerde ontwikkeling opgang brengen door inzicht geven in tegenstrijdige wensen en gevoelens.
  2. Beïnvloeden van objectrelaties (met significant anderen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Psychodynamisch model
- Interventies

A

Melanie Klein (1930)
- Spel benadrukken in behandeling
- Psychoanalytische interpretatie van spel als equivalent van de vrij associatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Humanistisch model
- Visie (2)

A
  1. Clientgerichte benadering
  2. Ontwikkeling van het ‘self-concept’
17
Q

Self-concept (2) (humanistisch model)

A
  1. Organismic valuing process: innerlijke behoefte om zich te ontplooien (self)
  2. Need for positive regard: elementaire behoefte aan waardering van de ouders (experience)
18
Q

Humanistisch model
- Visie op probleemgedrag

A

Sprake van een verstoring in de ontwikkeling van het self-concept met als gevolg een incongruentie tussen het self en experience

19
Q

Humanistisch model
- Visie op behandeling (2)

A
  1. Omgeving creëren van onvoorwaardelijke positieve acceptatie
  2. ontwikkelen van een positief self-concept, basis voor zelfactualisatie.
20
Q

Humanistisch model
- Interventies (1 (4))

A

Virginia Axline: Speltherapie
1. Relaties: warmte en acceptatie
2. Permissieve houding: uitnodigen tot vrije expressie gevoelens
3. Respect voor kind, vertrouwen in eigen vermogen problemen op te lossen
4. Non-directieve instelling

21
Q

Biomedisch model
- Visie gedrag (2)

A
  1. Gedrag verklaard door bestuderen van neuro-psychologische processen
  2. Al dan niet in interactie met een stressvolle omgeving.
22
Q

Biomedisch model
- Visie op probleemgedrag

A

Gedragsproblemen zijn terug te voeren op hersenorganische disfuncties:
- Genetisch
- Biochemisch (neurotransmitters, organische factoren, metabole factoren)
- Temperament

23
Q

Biomedisch model
- Diagnostiek (2)

A
  1. Ontwikkelingsgeschiedenis
  2. Neuro(psycho)logisch onderzoek
24
Q

Biomedisch model
- Visie op behandeling (1)

A
  1. Wijzigingen aanbrengen in hersengebieden
25
Q

Biomedisch model
- Interventies (2)

A
  1. Dieet
  2. Farmocologie
26
Q

Soorten psychofarmocologie (4)

A
  1. Stimulantia
  2. Anti-depressiva
  3. Anti-psychotica
  4. Anti-epileptica
27
Q

Afwegingen psychofarmaca (7)

A
  1. Effect?
  2. Onderzoek bekend?
  3. Betekenis voor kind?
  4. Bijwerkingen?
  5. Levenslang?
  6. Wat gebeurt er na stoppen?
  7. Is er een alternatief?
28
Q

Behavioristisch model (Leertheoretisch model).
Gedrag is.. (2)

A

Gedrag is een functie van omgevingsfactoren of ervaringen uit het verleden.
Gedrag is een uitkomst van een leerproces
- Klassieke conditionering
- Operante conditionering
- Sociaal leren

29
Q

Behavioristisch model (Leertheoretisch model)
Behandeling is gericht op… (2)

A

Behandeling is vaak gericht op een combinatie van de leerprincipes, voor aanleren nieuw gedrag / nieuwe betekenissen.

30
Q

Cognitief model (Leertheoretisch model)
Visie op problematisch gedrag

A

Inadequaat gedrag en emotionele problemen door onjuiste cognities, nl.
1. Negatieve verwachtingen en waardering, onjuiste attributie en irrationele overtuigingen.
2. tekorten in zelfregulatie en zelfcontrole

31
Q

Onjuiste cognities (2)

A
  1. Negatieve verwachtingen en waardering, onjuiste attributie en irrationele overtuigingen.
  2. tekorten in zelfregulatie en zelfcontrole
32
Q

Cognitief model
Behandeling

A

Behandeling omvat disfunctionele gedachten en leren van cognitieve vaardigheden en strategieën.