Hoorcollege 12 Flashcards Preview

Practica IA in kleine stukjes > Hoorcollege 12 > Flashcards

Flashcards in Hoorcollege 12 Deck (22)
Loading flashcards...
1
Q

Secundaire (perifere) lymfoïde organen. Wanneer ontwikkelen ze, wat doen ze?

A
  • Ontstaan vaak later in de ontwikkeling, maar blijven aanwezig
  • Initiatie van de adaptieve immuunrespons (meetingpoint: DC, T-lymfocyt, B-lymfocyt)
  • Omvang neemt toe tijdens immuunrespons
2
Q

Noem de secundaire lymfoïde organen.

A

lymfeknopen, de milt en het mucosa geassocieerde lymfoïde weefsel (MALT)

3
Q

Waar staat MALT voor? Hoe kun je MALT zien?

A

Mucosa-associated lymfoïd tissue, is een secundair lymfoïd orgaan.
Zijn vaak diffuse structuren die moeilijk te herkennen zijn, ze zijn moeilijk te vinden tijdens een snijpracticum.

4
Q

Geef de algehele structuur van de lymfeknoop

A

Deze structuur is altijd wel goed te herkennen, alhoewel het echt heel klein kan zijn. Als ze niet actief zijn, is het vaak moeilijk om ze te voelen. Als je zoekt langs grote vaten kun je ze vaak wel vinden.

  • Ronde/boonvormige structuur omgeven dor bindweefselkapsel aangesloten op de lymfevaten gelokaliseerd langs grote bloedvaten.
  • Lymfeknoop filtert lymfe afkomstig uit weefsels alvorens dat in bloed komt = drainerende lymfeknoop
  • Initiatie van de adaptieve immuunrespons
  • Stromale cellen verschillen tussen lymfeknopen en bepalen de plaats waar effector T cellen en plasma cellen heen gaan. Stromale cellen geven ook een instructie aan de T lymfocyten mee (en de B plasma en B memory cellen) waar ze weer naartoe moeten gaan. Spelen dus een rol in de “homing” van de T cellen.
5
Q

Geef de diersoortverschillen wat betreft lymfeknopen

A
  • Vogels en reptielen: geen echte lymfeknopen, maar wel vergelijkbare structuren zonder kapsel geassocieerd.
  • Bij varkens hebben lymfeknopen een andere oriëntatie, de cortex zit binnen en de medulla zit buiten.
6
Q

Hoe ziet een lymfeknoop eruit?

A

Boonvormige structuur. Een aanvoerend vat brengt bloed naar de lymfeknoop en een afvoerend vat brengt bloed weer weg. Afferente lymfe vaten brengen lymfe naar de lymfeknoop. De efferente lymfe vaten zitten in de buurt van de bloedvoorziening en brengt het lymfe weer weg van de lymfeknoop. Lymfe wordt ingedeeld in cortex, paracortex en medulla. In het merg zitten mergstrengen. In de mergstrengen zitten macrofagen en plasmacellen (dat is daar het meest voorkomende celtype). B cellen die in de aangezet zijn tot hele vroege antilichaam productie, doen dit al in de lymfeknopen. Dat zijn nog niet de meest optimale antilichamen. In de paracortex zit het meetingpoint van de B cel, T cel en de dendritische cel. Het bestaat voornamelijk uit T lymfocyten, maar er komen dus ook B lymfocyten en dendritische cellen die iets te presenteren hebben. B lymfocyten blijven daar niet hangen. Als de B lymfocyten in de lymfeknoop blijven, omdat er een match is, migreren ze naar het germinal center in de cortex. Dan zijn er nog primaire lymfoïde follikels die bestaan uit rustende B cellen, deze ziet er op een coupe uit als een egale structuur. Secundaire lymfoïde follikels bevatten een kiemcentrum (germinal center) en daarin vindt actieve respons plaats van een B lymfocyt. Hier vindt B cel activatie en maturatie plaats. Dit zal je heel veel zien in een actieve lymfeknoop.

7
Q

Welke cellen zitten er in het kiemcentrum en waardoor wordt het kiemcentrum omgeven?

A

Het kiemcentrum bevat de delende B-lymfocyten, de folliculaire dendritische cellen en de specifieke T helpercellen

Het kiemcentrum wordt omgeven door een mantel zone waarin vooral rustende B lymfocyten zitten

8
Q

Hoe komen B en T lymfocyten in de lymfeknoop?

A

B en T lymfocyten komen via de arterie de lymfeknoop binnen. Zij gaan pas uit het bloedvat bij de Hoog Endotheel Venule (HEV). Dat is in de paracortex.

9
Q

Wat is het HEV en hoe werkt het HEV?

A

Het hoogendotheel venule (HEV) is een gespecialiseerd soort endotheel. Het laat alleen de lymfocyten door. De lymfocyten moeten de tijd hebben om tussen cellen door te kruipen. Het Hoog endotheelvolume werkt als een soort klittenband. Er zitten receptoren op dat endotheel die structuren op het oppervlak van de lymfocyten herkennen. Lymfocyt wordt daardoor afgeremd en kan tussen de endotheelcellen door de lymfeknoop in gaan.

10
Q

Hoe komen de lymfocyten de lymfeknoop binnen? En hoe komen antigenen en dendritische cellen de lymfeknoop binnen? Waar vinden ze elkaar dan allemaal?

A

De lymfocyten komen de lymfeknoop binnen via de arterie. Ze treden uit in de hoogendotheel venules in het paracorticale gebied. De antigenen en de dendritische cellen komen via de afferente lymfen binnen. Zij komen dus binnen aan de cortex en migreren naar de paracortex. Het paracorticale gebied is dus het meetingpoint van de cellen.

11
Q

Wat gebeurt er als je een wond hebt aan je voet?

A

Lokale infectie treedt op. Via de lymfe zullen antigenen en dendritische cellen met antigenen worden opgevangen in de drainerende lymfeknoop. De naïeve lymfocyten zijn continu aan het circuleren in je lichaam. Via het bloed gaan zij langs alle lymfestations en de milt. Als ze niemand herkennen bij het meetingpoint, verlaten ze via de efferente lymfe de lymfeknoop weer. Vervolgens komen ze via de ductus thoracicus in het bloed terecht en gaan van daaruit weer een lymfeknoop binnen. T en B lymfocyt die niets herkent is in principe in circulatie. Als er in de paracortex door een T cel een antigeen herkent wordt, dan zal de T cel blijven hangen in het paracoticale gebied. De B lymfocyten die langskomen zullen vervolgens de T lymfocyt met het bijpassende antigeen en de dendritische cel met het bijpassende antigeen herkennen. De B lymfocyt blijft ook hangen. Daarna krijg je een initiatie van de B cel respons en de T cel respons. Die initiatiefase duurt 4 tot 6 dagen. Wat er daarna gebeurt is afhankelijke van het type cel en de locatie van infectie. T lymfocyten worden weer afgevoerd via de efferente lymfe en die gaan via het bloed naar de plek van infectie. Memory B cellen gaan naar het beenmerg of de milt.

12
Q

Geef de algehele morfologie van de milt. Wat is de belangrijkste taak van de milt?

A

Gedeelte wat helemaal in de bloedcirculatie is opgesloten, geen lymfevaten sluiten hierop aan. Het filteren van het bloed is de belangrijkste taak, maar heeft ook een taak in de initiatie van de adaptieve immuunrespons.

  • Groot ovaal orgaan omgeven door kapsel
  • Filterfunctie van bloed, opruimen erythrocyten
  • Initiatie van de adaptieve immuunrespons
13
Q

Geef diersoortverschillen van de milt

A
  • Bloedreservoir functie, bijvoorbeeld bij hond
  • Aan- of afwezigheid veneuze sinussen in rode pulpa
  • Gesloten/open bloedsomloop
  • Aan- of afwezigheid van marginale zone
14
Q

Wat zit er rondom de centrale arteriole in de witte pulpa van de milt?

A

PALS = peri arteriolaire lymfoïde schede. Dit is het T cel gebied

15
Q

Geef aan hoe de witte pulpa van de milt in elkaar zit.

A

De T en de B lymfocyten en de dendritische cellen komen via de centrale arteriole binnen in de witte pulpa. Vervolgens zit in de witte pulpa de marginale sinus zone, waarin het uittreden van al deze cellen (lymfocyten én dendritische cellen) plaatsvindt. De T lymfocyten gaan naar de PALS regio en daar zitten ook de dendritische cellen. De B lymfocyten gaan naar hun B cel gebied toe. In de PALS zit in dit geval het meetingpoint, daar komen dus ook B lymfocyten naar toe, maar niet in zulke grote aantallen. Niets gaat hier via efferente lymfe vaten, de cellen gaan weer via de bloedvoorziening weg.

16
Q

Geef de algehele kenmerken voor MALT

A

Staat voor mucosa geassocieerde lymfoïde weefsel.

  • Grootste deel van het lymfoïde weefsel (75% van alle lymfocyten, grootste deel van Ab productie)
  • Eerste aanwijzing voor georganiseerd lymfoïd weefsel (primitieve kraakbeenvissen)
  • Thymus en Bursa van Fabricius zijn ontstaan vanuit embryonale darm. MALT is het oudste lymfoïde weefsel en de rest is daaruit ontstaan als specialisatie.
  • Milt en lymfeknopen zouden nog latere specialisaties zijn die voortkomen uit het MALT.
17
Q

Hoe herken je MALT? Waar zit het MALT? Waarbij speelt MALT een belangrijke rol?

A

Het is geen makkelijk te herkennen orgaan. Het is beter te herkennen als aggregaten van lymfoïde weefsel zonder kapsel. MALT is gelegen nabij epitheel van slijmvliezen en hebben geen aanvoerende lymfevaten. Er zijn dus wél afvoerende lymfevaten. MALT speelt een belangrijke rol bij het voorkomen van infecties en het opbouwen van tolerantie, zoals voedseltolerantie! Dat is tolerantie opbouwen tegen lichaamsvreemde stoffen die je nodig hebt om te overleven. MALT leert het immuunsysteem waar ze wel en niet op moeten reageren als het gaat om lichaamsvreemde antigenen. Als je iets eet, wil je over het algemeen dat er geen immuunrespons gaat ontstaan. Het immuunsysteem zal over het algemeen geneigd zijn NIET te reageren. De default is eigenlijk “rustig houden” en dat gebeurt in de MALT. Dit is dus heel belangrijk voor de homeostase. Als je allergisch bent heb je dus wél die reactie. Je immuunsysteem wordt dan veel te snel geactiveerd. Door het geheugen van het immuunsysteem is het zo dat als je één keer een foute te snelle reactie hebt, zal je altijd zo’n heftige reactie houden.

18
Q

Waar vind je MALT in het lichaam?

A

Alle oppervlakten die in contact staan met de buitenwereld, hebben MALT in de buurt van hun epitheel van de slijmvliezen liggen. Dat geldt dus voor de nier, mamma weefsel, urogenitale stelsel, conjunctiva, longen, maag, darmen, respiratoire tractus, speekselklier, lachrymale klier. Overal zie je dat MALT een belangrijke rol speelt.

19
Q

Noem drie onderdelen van MALT

A
BALT = Bronchus-associated lymphoid tissue
GALT = Gut-associated lymphoid tissue
20
Q

Wat deden we vroeger met amandelen? doen we dat nu nog?

A

Amandelen werden vroeger enthousiast verwijderd, maar nu blijkt dat ze toch belangrijk zijn. De amandelen vormen een ring achterin de keel die betrokken is bij de eerste sturing van de immuunrespons. Wetenschappelijk weten we nog niet precies wat ze doen, maar ze hebben een functie in de tolerantie-inductie, bij het herkennen van pathogenen en van goed voedsel. Als je een chronische ontsteking hebt en die amandelen zijn continu geactiveerd, dan zal je ze weg moeten halen.

21
Q

Wat is de peyerse plaat?

A

Zit in de dunne darm. Wat heel typerend is, is dat er geen afferente lymfe is. Direct onder de epitheellaag ligt de peyerse plaat. Een M cel bevindt zich in het epitheel en werkt als een soort doorgeefluikje. Het is een gespecialiseerde epitheelcel die betrokken is bij het doorgeven van antigenen vanaf het darmlumen naar de peyerse plaat toe. Daar zitten dendritische cellen, T cellen en B cel gebieden. Er is een structuur te vinden zoals eerder gezien in de lymfeknopen. Er zijn wel efferente lymfevaten aanwezig waaruit de T cellen en de dendritische cellen met de antigenen weer verder kunnen. T en B lymfocyten en dendritische cellen komen aan in de Peyerse platen via het bloed, aangezien er geen afferente lymfe. De efferente lymfe van de peyerse plaat is vaak de afferente lymfe naar de mesenteriale lymfeknoop. In de mesenteriale lymfeknoop het je dan de hele initiatie van de immuunrespons.

22
Q

Hoe verschilt de structuur en functie van de Peyerse plaat van dier tot dier?

A

GAST kan ook een primair lymfoïde orgaan zijn. Dit is het geval wanneer op hele specifieke plekken in de darm bij bepaalde diersoorten langgerekte peyerse platen liggen. Deze verdwijnen bij de volwassen dieren. Daarom denken we dat deze een primaire functie heeft in B lymfocyt maturatie. Dit geldt voor mensen, honden, paarden, varkens en herkauwers. Bij de knaagdieren en konijnen zie je deze langgerekte platen niet en deze andere structuur blijft bij hen zoals hij is in het hele leven. Dit zijn wel gewoon secundaire lymfoïde organen.