Hoorcollege 13 Flashcards Preview

Practica IA in kleine stukjes > Hoorcollege 13 > Flashcards

Flashcards in Hoorcollege 13 Deck (24)
Loading flashcards...
1
Q

Wat valt er onder de organen die bij de mucosale immuniteit een rol spelen?

A

Gastrointestinale mucosa, respiratoire mucosa en urogenitale mucosa.

2
Q

Waar zit welk antilichaam?

A

In de huid vindt je voornamelijk IgE. IgE vindt je verder ook in de mucosa. Ze ondersteunen mastcellen. IgA is eigenlijk exclusief voor het mucosale immuunsysteem. Het hele darmkanaal en respiratoire tract zit vol met IgA. IgG gaat de rest van het lichaam in, dat gaat echt naar binnen zeg maar. Dit gaat de bloedvaten uit en de weefsels in. IgM vindt je voornamelijk in de bloedsomloop zelf.

3
Q

Geef de verschillende onderdelen van het MALT

A
GALT = gut associated lymphoid tissue
NALT = nasal associated lymphoid tissue
BALT = bronchus associated lymphoid tissue
4
Q

Welke van de drie onderdelen van MALT is altijd aanwezig? Hoe zit dat met de rest?

A

GALT is altijd aanwezig, daar hoef je niet voor geïnfecteerd te zijn.

NALT
Is in bijvoorbeeld de muis altijd aanwezig, maar in een aantal diersoorten wordt het geïnduceerd.

BALT
Meeste dieren hebben een soort van lokale lymfeknopen tussen de bronchiën en bij anderen is dat alleen aanwezig als het wordt geïnduceerd. Heet dan iBALT.

5
Q

Waaruit bestaat het GALT? Noem onderdelen

A

Peyerse plaat
Intra-epitheliale cellen
Lamina propria cellen

6
Q

Wat zijn M cellen? En waar zitten ze?

A

Staan in rechtstreeks contact met de inhoud van de darm. Dat kunnen bacteriën, commensaal en bacterie. Deze M cel transporteert deeltjes van de apicale zijde naar de basale zijde. Daar bevinden zich de dendritische cellen en T cellen. De dendritische cellen nemen de deeltjes op en presenteren ze aan de T cellen en zo krijg je lokale activatie. Dit is een standaard situatie die altijd zo plaatsvindt. Waarom? De T cellen worden geactiveerd, maar dat leidt niet altijd tot eliminatie. Dit kan namelijk ook tot tolerantie leiden.

7
Q

Wat gebeurt er na de M cellen en presentatie?

A

In de gezonde darm worden deeltjes door M cellen opgenomen en die gaan naar de dendritische cel. De lokale immuunrespons activeert een mechanisme. De mucus productie wordt gestimuleerd en dat scheidt vervolgens de epitheellaag van de (commensale en pathogene) bacteriën. IgA wordt ook afgegeven en dit bindt wel degelijk aan commensalen. De commensalen worden op afstand gehouden en toxines worden opgeruimd. Ook is er altijd een dun laagje antimicrobial proteins aanwezig in de darm. Cytokines IL22 zijn van belang (worden dus altijd gemaakt) in de darm omdat het min of meer een groeifactor is voor de normale darmcellen (epitheelcellen en gobletcellen). B cellen maken de IgA. Deze B cellen worden geproduceerd in een lymfoid follikel in de lamina propria, circuleren eerst een keer door het bloed en gaan dan (na TNFbeta voor switch) IgA maken voor in de darm (ter plekke). TNF-beta wordt continu in de darm geproduceerd en dit is een cytokine die ervoor zorgt dat de B cellen IgA gaan maken.

8
Q

Geef de functie van IgA in/op de darm

A

Zij kunnen toxines binden (neutralisatie). Ook kan IgA bacteriën binden. Dat neutraliseren van toxines kan ook al gebeuren in de cel zelf. Dat IgA reist van binnen naar buiten, toxines reizen van buiten naar binnen. Ze kunnen elkaar halverwege al tegenkomen.

9
Q

Hoe komt IgA in de darm terecht?

A

IgA wordt aan de basale kant gemaakt door de B cellen. Er zit een receptor genaamd de PolyIg receptor aan het basaalmembraan van het darmepitheel. Deze bindt de IgA antilichamen. Er wordt een follikel gevormd dat vanaf het basaalmembraan naar het apicale membraan gaat. Oftewel: transcytose vindt plaats. IgA zit nog aan de receptor op het apicale membraan. De receptor wordt afgeknipt door een protease en er blijft een restje receptor aan het IgA zitten. De polyIg receptor moet dus voor ieder IgA molecuul opnieuw gemaakt worden.

10
Q

Geef een alternatieve route voor IgA naar de darm.

A

Niet elke diersoort heeft de PolyIg receptor uitsluitend in de darm. Sommige dieren hebben ze ook in hepatocyten. Het IgA wordt nog steeds in de darm gemaakt maar komt met de portal vein in de lever en worden in de lever naar de galgangen getransporteerd. Vanuit de galgangen worden zij dan uitgescheiden naar de darm. Dit geldt voor de rat, het konijn en de kip. De mens heeft geen polyIg receptor in hepatocyten.

11
Q

Hoe krijg je een darminfectie van antibiotica?

A

Als je bijvoorbeeld veel antibiotica hebt gehad, raak je veel commensalen kwijt en dan krijgen opportunisten (bijvoorbeeld clostridium) de kans om de darmpopulatie over te nemen. Clostridium maakt vervolgens toxines en dan gaan er epitheelcellen dood. De first line of defence is dan doorbroken. Bacteriën kunnen het weefsel instromen. Dat is de pathogeniteit.

12
Q

Wat gebeurt er tijdens infectie bij een intracellulaire en een extracellulaire pathogeen?

A

Pathogeen kan herkend worden met behulp van PAMPs (met PRR receptoren). Dit is als pathogeen in een vesikel zit of aan het oppervlak zit. Het kan ook zijn dat de bacterie intracellulair terecht komt en dan heb je cytoplasmatische receptoren (NOD). Het uiteindelijke effect is hetzelfde. Er worden genen tot expressie (NF kappa B) gebracht die cytokines en chemokines gaan produceren. Chemokines zijn eigenlijk cytokines die andere cellen aantrekken naar een locatie. Het zijn chemotaktische cytokines.

13
Q

Wat doet het inflammasome?

A

Deze structuur zit in de epitheelcel. Inflammasome is een structuur die zich ook in de cel kan bevinden en pathogenen kan herkennen. Dit is een grote moleculaire structuur en als deze iets herkent, gaat er een andere activeringscascade aan het werk, namelijk de caspase cascade. Het effect hiervan is dat IL-1 en IL-18 gestimuleerd worden.

14
Q

Wat doet het autofagosoom?

A

Bacterie wordt herkend en wordt in een vesikel geplaatst. Dit wordt gefuseerd met een normaal lysosoom en daardoor vindt destructie plaats. De cel lost het probleem zelf op.

15
Q

Geef drie routes voor Salmonella om vanuit de darm het weefsel in te komen.

A
  1. Salmonella (veroorzaker van tyfes) kan via de M cel naar binnen komen. De bacterie komt binnen en gaat vervolgens direct andere epitheelcellen infecteren.
  2. Salmonella gaat via de M cel naar binnen, doodt de M cel en infecteert vervolgens macrofagen en epitheelcellen infecteren
  3. Salmonella gaat naar binnen bij een fagocytische cel die het lumen van het gut sampled (paracellulair met tentakel).
16
Q

Geef twee gevolgen van het binnendringen van Salmonella

A
  1. Inflamasoom cascade gaat in gang (caspase wordt geactiveerd) en IL-1 en IL-18 worden gemaakt en andere chemokines.
  2. Antigenen van de salmonella worden naar de lymfeknoop gebracht om een systemische respons te krijgen.
17
Q

Hoe komt Shigellae binnen?

A

Shigellae en salmonella zijn aan elkaar gerelateerd. Shigellae komt door het epitheel door M cellen te penetreren en gaat dan vanaf de basale kant andere epitheelcellen infecteren. Shigellae gaat zijn vessikel uit en gaat dan van de ene naar de andere epitheelcel. Omdat die nu vrij in het cytoplasma zit kun je de NOD receptoren triggeren en ook immuunactivatie vindt plaats door chemokines te activeren die neutrofielen activeren.

18
Q

Wat is het verschil tussen immuunrespons bij pathogeen en commensaal?

A

Het verschil is de manier waarop de mucosale dendritische cel geactiveerd wordt. Normaalgesproken is er een milieu waarin TGF beta wordt gemaakt en TSLP (groeifactor) en prostaglandine E2. Deze stoffen zijn normaalgesproken aanwezig en signaleert aan een dendritische cel dat er niets aan de hand is. Deze dendritische cel maakt vervolgens zelf RA (ratinolic acid) die de T cel verteld dat hij in de darm is en dit is ook een toleriserend signaal. De T cel hoeft geen antimicrobiele activititeit gaan vertonen. Als er wel een pathogene infectie is, worden de dendritische cellen anders geactiveerd. Ze gaan nu extra signalen (co stimulatie B7, CD40) geven aan de Tcel. De T cel wordt nu geactiveerd op een manier dat het een actieve immuuncel wordt die antibacteriële effecten geeft.

19
Q

Hoe vinden lymfo’s de weg? Homing!

A
  • Naïeve lymfo’s gaan naar secundaire lymfoide organen (L-selectine/CCR7 op naïeve lymfo’s), aangtrokken door chemokines geproduceerd door lymfoide stromale cellen.
  • DC’s verzamelen antigeen in Peyerse platen en activeren naïeve T cellen. Deze T cellen ondergaan mucosale imprinting door deze darm DC’s (Retinoic Acid uit Vit A). Hierdoor weten ze dat ze uit de darm komen en daar weer naar terug moeten.
  • Naar drainerende lymfe-klieren (mesenteriale) en recirculatie via boed, bloedvat endotheel naar mucosaal weefsel (alfa4:beta7 integrine (T cel) bindt MAdCAM-1 (darm), deze receptor zorgt dat ze terugkomen naar de darm). Worden ook wel adressins genoemd.
20
Q

Ligand van CCR7

A

CCL19 en CCL2, worden gemaakt in lymfoïde orgaan

21
Q

Ligand van CCR9

A

CCL25 wordt door de dunne darm gmaakt

22
Q

Ligand van CCR10

A

CCL28, wordt door de dikke darm gemaakt

23
Q

Ligand van alfa4:beta7 integrine

A

MAsCAM-1 in het endotheel van de darm

E-cadherine in de darm zelf

24
Q

Tolerantie en vaccinatie.

A

Voedsel moet nooit een immuunrespons opwekken. Mensen hebben een eiwit (ovalbumine) gegeven aan een muis. Als je dat in zijn drinkwater doet wordt hij tolerant. Je krijgt maar een hele middelmatige respons bij vaccinatie. Als je niet gevoerd hebt met ovalbumine en je vaccineert dan met ovalbumine, krijg je een hele sterke respons. Het binnenkrijgen van het eiwit in het voedsel bepaalt heel erg wat voor respons je er daarna nog tegen kunt maken. Dit is laboratoriumbewijs dat orale tolerantie werkt. Voedsel komt binnen zonder danger signalen. Manieren om tolerant te worden:

  1. Anerge inductie in antigeen specifieke T cel. Geven geen of nauwelijks een functionele respons.
  2. Ontwikkeling van Treg cellen. Deze worden gekenmerkt door een cytokine profiel van IL10 TGFbeta