Hoorcollege 1A Flashcards

Introductie onderzoek, wetenschap, integriteit, het onderzoeksplan (32 cards)

1
Q

Wat verstaan we onder academisch denken?

A
  • Logisch en analytisch redeneren over een bepaald wetenschappelijk vraagstuk.
  • Niet alles geloven.
  • Systematisch kennis verzamelen en toetsen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat bedoelen we met: ‘‘Veel kennis is naïef’’?

A
  • Niet alle kennis is gebaseerd op onderzoek.
  • Gewoontes
  • Wishful thinking
  • Meningen van autoriteiten
  • Ideologie
  • Intuïtie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat verstaan we onder gewoontes (naïeve kennis)?

A
  • Wij doen dat al jaren zo, dus dat werkt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat verstaan we onder wishful thinking (naïeve kennis)?

A
  • Het wordt gevoed door het graag gelijk willen hebben. Ik wil dat het zo is, dus dan is het ook zo.
  • Tunnelvisie
  • Denken op basis van emoties, verlangen en illusie in plaats van bewijs.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat verstaan we onder meningen van autoriteit (naïeve kennis)?

A
  • De krant
  • De dominee
  • De docent
  • Mensen met autoriteit zeggen dat iets zo is, dus dan is het ook zo. Zij hebben gelijk.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat bedoelen we met ideologie (naïeve kennis)?

A
  • Religie
  • Politieke stroming
  • Homeopathie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat bedoelen we met intuïtie (naïeve kennis)?

A
  • knowledge of the heart
  • Ik voel dat iets zo is.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat verstaan we onder de term wetenschap?

A

Systematisch geheel van kennis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat verstaan we onder de term theoretisch van aard?

A
  • Samenhangend geheel van uitspraken om sociale verschijnselen te beschrijven, verklaren of voorspellen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat bedoelen we met fundamenteel sociaal wetenschappelijk onderzoek?

A
  • Bijdragen aan de wetenschappelijke (theoretische) kennis.
  • Gedreven door nieuwsgierigheid.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat bedoelen we met praktijkgericht sociaal wetenschappelijk onderzoek?

A
  • Bijdragen aan de maatschappelijke kennis die direct bijdraagt aan oplossingen voor praktijkproblemen bij aanwijsbare personen, groepen of organisaties buiten de wetenschap.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat bedoelen we met exploratief?

A
  • theorievorming
  • vb: Wat zijn meningen van docenten over….?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat bedoelen we met toetsend?

A
  • theorietoetsing
  • vb: als ik interventie A doorvoer, is de betrokkenheid van studenten dan gemiddeld hoger?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het verschil tussen empirisme en rationaliteit?

A
  • Empirisme is gericht op waarnemingen.
  • Rationaliteit is gericht op nadenken, logisch consistent.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het verschil tussen empirisch-analytisch en empirisch-interpretatief?

A
  • Empirisch-analytisch is gericht op algemene wetmatigheden ontdekken.
  • Empirisch-interpretatief is gericht op gedrag vanuit context verklaren/begrijpen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de vijf principes van wetenschappelijke integriteit?

A
  • Eerlijkheid
  • Zorgvuldigheid
  • Transparantie
  • Onafhankelijkheid
  • Verantwoordelijkheid
17
Q

Wat zijn de FAIR beginselen?

A
  • Findable
  • Accessible
  • Interoperable
  • Re-usable
18
Q

Wat zijn de ethische principes?

A
  • Respect voor personen -> mensen informeren, informed consent
  • Goed doen -> risico’s beperken
  • Gerechtigheid -> lasten en lusten zijn in verhouding
19
Q

Hoe ziet het onderzoeksplan eruit?

A

1 Vraagstelling
2 Doelstelling
3 Theoretisch raamwerk
4 Hoe wil je je onderzoek opzetten?
5 Wat voor data wil je verzamelen?
6 Bij wie wil je date verzamelen?
7 Wanneer wil je die data verzamelen?
8 Waar wil je die data verzamelen?
9 Hoe wil je die data analyseren?
10 Hoe wil je rapporteren?

20
Q

Hoe begin je aan een onderzoeksplan?

A
  • Interesse in een bepaald thema.
  • Vervolgens literatuuronderzoek.
  • Overzicht krijgen van wat er al bekend is.
  • Overzicht krijgen van waarde wat er bekend is -> state of the art.
  • Inzicht in zowel onderwerp als methode.
21
Q

Wat is een vraagstelling?

A

Meestal een overkoepelende vraag en meerdere deelvragen.

22
Q

Wat voor verschillende vraagstellingen zijn er?

A
  • Beschrijvende vraagstelling -> startpunt het beschrijven van wie, wat, welke, hoe?
  • Verklarende vraagstelling -> startpunt is het zoeken van een verklaring, waarom?
  • Voorspellende verklaring -> Wat verwacht je aan te treffen, tot welke …. leidt….?
23
Q

Wat is het verschil tussen een relationeel en een causaal verband?

A
  • Relationeel verband -> als de ene variabele vaker voorkomt, komt de andere variabele meestal ook vaker (of juist minder vaak) voor -> correlatie
  • Causaal verband -> de ene variabele veroorzaakt de andere variabele -> causatie
24
Q

Aan welke drie voorwaarden moet een causaal verband voldoen?

A
  • A gaat in tijd vooraf aan B
  • Waarneembare samenhang (correlatie)
  • Er is geen derde variabele die beide verklaart.
25
Wat zijn de x en y variabelen?
- Y-variabele -> de variabele die je wil verklaren -> de afhankelijke variabele - X-variabele -> de variabele die verklaart -> de onafhankelijke variabele
26
Wat bedoelen we met interacterende factoren?
- Wat heeft invloed op de relatie X -> Y
27
Wat bedoelen we met mediërende factoren?
- Wat verklaart de relatie X -> Y
28
Wat zijn mogelijke onderzoeksopzetten?
- Experimenten -> condities worden gemanipuleerd om te achterhalen wat het effect van iets is. - etnografisch veldonderzoek -> heel precies beschrijven hoe situaties of levels er bij een bepaalde groep mensen uitziet. -Inhoudsanalyse -> documenten of media analyseren. -Longitudinaal onderzoek -> Dezelfde vragen worden meerdere keren aan dezelfde groep voorgelegd. - (Herhaal) cross-sectioneel onderzoek -> dezelfde vragen worden steeds een aan nieuwe groep voorgelegd. -Retrospectief onderzoek -> data verzamelen uit het verleden. - Mixed-methods design -> combinatie van verschillende methoden om verschillende vraagstellingen te beantwoorden.
29
Wat bedoelen we met een kwantitatief onderzoek?
Voor gestructureerde dataverzamelingsplannen, meer gesloten, ligt veel al vast.
30
Wat bedoelen we met kwalitatief onderzoek?
Met name verzamelen tekst, meer open, flexibeler. Liefst wel ook een duidelijk dataverzamelingsplan
31
Wat bedoelen we met populatie?
De hele doelgroep waarin we geïnteresseerd zijn vb: alle docenten en leerlingen in het basisonderwijs in Nederland
32
Wat bedoelen we met steekproef?
Het deel van de populatie bij wie we voor het onderzoek data verzamelen. Meestal gebruiken we een steekproef om iets te zeggen over de populatie.