Hulpverlenend gedrag Flashcards

(17 cards)

1
Q

Altruisme

A

Tegenovergestelde van egoïsme, in sociale psychologie vaak beschouwd als synoniem voor hulpverlenend gedrag

het streven naar maximalisatie van opbrengst voor anderen, ongeacht opbrengst voor zichzelf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Empathie-altruïsmehypothese

A

Gaat er vanuit dat je pas van altruïsme kan spreken wanneer gedrag vanuit empathie werd ingegeven, Doel is lijden van de ander te verminderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

omstaanderseffect

A

het uitblijven van het bieden van hulp door omstanders bij een noodsituatie of een misdrijf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

diffusie van de verantwoordelijkheid

A

hoe meer omstaanders bij een noodsituatie aanwezig zijn hoe kleiner de kans dat het slachtoffer geholpen wordt–>zowat Iedereen lijkt te denken dat er genoeg Mensen zijn om te helpen waardoor uiteindelijk Niemand helpt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

experimenten hulpverlenend gedrag Darley en Latané

A

hulpverlenend gedrag, opmerken van de situatie werd geremd door aanwezigheid van socii –> bij meerdere socii grotere latentietijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

factoren van invloed op hulpverlenend gedrag

A

-bekendheid van mede getuigen
-competentie van omstaanders
-kosten en baten
-inschatten van ernst situatie
-kenmerken van hulpverlener
-kenmerken van slachtoffer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

competentie van omstaanders

A

zelfs wanneer andere omstaanders niet in staat om te helpen is diffusie van verantwoordelijkheid aanwezig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Kosten-baten balans

A

Bij bijna elke situatie zeer snel en Zonder het te beseffen afweging maken van de kosten die helpen met zichzelf meebrengen en baten–>sociale uitwisselingstheorie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

sociale uitwisselingstheorie

A

uitwisseling van input en output: getuigen van noodsituatie zal rekening houden met negatieve en positieve gevolgen indien helpt + negatieve en positieve consequenties indien niet helpt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

negatieve gevolgen van helpen

A

-zelf gevaar lopen
-gevaar opleveren voor het slachtoffer
-tijdverlies
-normconflict (bij ruzie tss personen die elkaar kennen niet willen bemoeien)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

positieve gevolgen van helpen

A

-uitingen van dankbaarheid
-trotse gevoel bij jezelf
-gemoedsrust garanderen
-beloning, vriendschap, liefde, aanzien van anderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

negatieve gevolgen van niet helpen

A

-schuldgevoel
-angst voor sancties
-teleurstellingen in eigen gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

positieve gevolgen van niet helpen

A

kosten van het helpen doen zich niet voor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

inschatten van ernst van de situatie

A

-elke getuige baseert zich op eigen ervaringen, inlevingsvermogen, verinnerlijkte normen en gezond verstand
-non verbale expressie van mede getuigen observeren
-anderen zien helpen–>eigen hulpverlenend gedrag (observationeel leren/ modeling kan optreden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Kenmerken hulpverlener

A

-Interindividuele verschillen
-gemoedstoestand
-religieuze regels
-tijdsdruk
-aantal omstaanders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

kenmerken van het slachtoffer

A

-gevoel van ‘verwantschap’ vanuit hulpverlener aanwezig
-raciale voorkeur
-mate waarin potentiële hulpverlener slachtoffer kent
-vermeende eigen schuld van het slachtoffer

17
Q

cognitief decisiemodel

A

stappen proces dat doorgelopen wordt vooraleer potentiële hulpverlener overgaat tot verlening van hulp: bij elke stap cognitieve afweging gemaakt (vaak onbewust)
1. Opmerken van de noodsituatie
2. interpreteren als noodsituatie
3. jezelf verantwoordelijk achten
4. beslissen hoe te reageren (je dient over juiste gedragsschema’s te beschikken)
5. helpen (kan enkel nog tegengehouden worden door sociale inhibitie/negatieve kosten baten balans)