io e te Flashcards
(44 cards)
1
Q
vaststaan
A
stare fermi
2
Q
stremmen, blokkeren
A
bloccare
3
Q
uitstralen
A
irraggiarsi
4
Q
verlammen
A
paralizzare
5
Q
geweest zijn
A
aver passato
6
Q
beginnen te toeteren
A
attaccarsi al clacson
7
Q
zigzaggen
A
fare slalom
8
Q
hoger zetten
A
aumentare
9
Q
lachen
A
ridere
10
Q
schudden
A
scuotere
11
Q
zachter zetten
A
abbassare
12
Q
vrijmaken
A
liberare
13
Q
intrappen
A
schiacciare
14
Q
loslaten
A
mollare
15
Q
(naar voren) schieten
A
schizzare (avanti)
16
Q
tegenhouden
A
trattenere
17
Q
afslaan
A
spegnersi
18
Q
tegen iets aan geplakt zitten
A
essere appiccicato a
19
Q
aanrijden
A
venire addosso
20
Q
als warmte
A
come calore
21
Q
de file
A
l’ingorgo
22
Q
oplossen
A
sistemare
23
Q
inluiden
A
inaugurare
24
Q
druk
A
affollati
25
de treden
I gradini
26
een zwerver
un barbone
27
ingepakt
imbustato
28
een slaapzak
un sacco a pelo
29
smerig, erg vies
lercio
30
Egyptische
egizia
31
hagedissen
lucertole
32
een geit
una capra
33
een bubbel
una bolla
34
een terreinwagen
un fuoristrada
35
uitwijking, stuurgedrag
una sterzata
36
steken, kruipen, binnensluipen
infilarsi
37
een schot, klap
un colpo
38
carrosserie
la carrozzeria
39
de koppeling
la frizione
40
de stoel, de zetel
la poltrona
41
snikkend
singhiozzando
42
het afval
la spazzatura
43
dom/idioot
scemo
44
slordig
discinto
