ionogram Flashcards

(33 cards)

1
Q

def ionogram

A

= bepaling in biologische vloeistoffen van ionen of elektrolyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

alle ionen/elektrolyten

A
  • natrium
  • kalium
  • chloride
  • waterstofcarbonaat (bicarbonaat)
  • fosfaat
  • magnesium
  • calcium
    => aanwezig in ECF & ICF
    => organische zuren ook geladen geen elektrolyten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

elektrolyten via voeding onder vorm van:

A
  • mineralen (Na, Ka, Cl, HCO3, H3PO4, Mg, Ca)
  • spore-elements (ijzer, koper, cobalt, chroom, cadmium, zink, broom, jood)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

elektrolyten verdwijnen uit lichaam door + tekening

A
  • urine
  • zweten
  • feces
  • dia 6
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

meer verlies bij

A
  • inname diuretica
  • braken
  • diarree
  • overmatig transpireren
  • bloedverlies
    => verhoogde inname elektrolyten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

klinische relevantie bepaling elektrolyten

A

VERMOEDEN ABNORMAAL
- apart elektrolyten of panel elektrolyten
- Na+, K+, Cl-, HCO3-
ZUUR/BASE ONEVENWICHT
- HCO3- & pH & bloedgassen in arterieel bloed
BEREKENEN ANION-GAP
- Na+, K+, Cl-, HCO3-

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

staalname

A
  • serum/heparineplasma
    -> geen hemolyse, RBC snel verwijderen
  • soms RBC voor Mg
  • soms transpiratievocht in kader zweettest (Na+, Cl-)
  • urine soms (Na+, K+, Cl-)
  • soms CSF (Cl-)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

waarom geen ander plasma dan heparine

A

? door anticoagulans verstoring ionen, houd Ca vast…?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

bewaring

A

2-8°C alles
serum/heparine max 8u KT

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Na

A

= natrium
- ECF/ICF = 10/1
- kation ECF
- niet protine gebonden
- van GI tractus bijna volledig geabsorbeerd
- via niere geexcreteerd indie te veel
- Na+ & water homeostase via renine-angotensine-aldosteron systeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

functies Na

A

OSMOTISCHE DRUK ECF (waterhuishouding)
- zuur-base regeling ECF
-> teveel H+ > tubuli meer H+ & Na+ geabsorbeerd
=> pH normaliseren!
- te weinig H+ > tubuli minder H+ & Na+ geabsorbeerd
PRIKKELBAARHEID HART/SKELETSPIER & ZENUWCELLEN
- elektrische lading in stand door Na/K pomp
WERKING ENZYMEN

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

pathologie & klinische relevantie Na

A
  • vermoeden hyponatriëmie
    -> overdreven verlies door braken diarree, transpireren > vochtbalans herstellen, toedienen water, elektrolyten
    -> ziekte addison > aldosteron daalt > Na daalt
    -> renale tubulaire acidose > slechte tubuli > Na excretie hoog & H+ reabsorptie hoog
  • vermoeden hypernatriëmie
    -> cushing syndroom > toedienen glucocorticoïden + mineralocorticoïdale werking
  • mensen aan infuus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

staalname Na

A
  • serum
  • heparineplasma
  • urine
  • transpiratievocht
  • speeksel
  • CSF
    => hemolyse geen probleem
    => huid probleem
    => want EC
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

bepalingsmethode Na

A
  • geringe biologische variabiliteit > methode vereist geringe analytische variabiliteit
  • potentiometrie mbv ion-selectieve elektrode
    -> bepaling Na in lichaamsvochten
    -> vrije conc Na+ in oplossing
  • vlamfotometrie & atoomabsorptiespectometrie
    -> niet op serum
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

zweettest

A
  • vermoeden mucovisidose
  • vanaf 3-5 weken
  • pilocarpine & stroompje 0,16 mA/cm² (elektrode) om e doen zweten in binnenkant voorarm
    -> zweet opvangen op droog getarreerd doekje & wegen
  • verhoogd Na+ & Cl- bij mucovisidose, K+ normaal
  • bedsite test: geen labotest rechtstreeks op arm
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Kalium

A

= K+
- ECF/ICF = 1/23
- kation ICF
- K+ uit GI tractus bijna volledig geabsorbeerd
- teveel geabs > via nieren geëxcreteerd

17
Q

functies K+

A
  • prikkelbaarheid hart/skeletspieren & zenuwcellen (Na/K pomp)
  • werking sommige enzymen
18
Q

pathologie & klinische relevantie K+

A

VERMOEDEN
- hypo/hyper kaliëmie
-> kaliëmie nauwkeurig bepalen > hartritmestoornissen
HYPO
- verhoogd verlies: braken, diarree, toedienen niet-kaliumsparende diuretica
- cushing syndroom
- glucocorticoïden
HYPER
- nierinsufficiëntie (K+ daalt)
- ziekte addison

19
Q

staalname kalium

A
  • serum
  • heparineplasma
  • urine
  • transpiratievocht
  • speeksel
    => hemolyse geen probleem
20
Q

bepalingsmethode kalium

A
  • geringe biologische variabiliteit > methode vereist gernge analytische variabiliteit
  • potentiometrie mbv ion-selectieve elektrode
    -> K in lichaamsvochten
    -> meet vrije conc K+ in oplossing
  • vlamfotometrie & atoomabsorptiespectrometrie
    -> niet op serum
21
Q

referentiewaarden Kalium

A

SERUM 3.5-5 MMOL/L
URINE 25-120 MMOL/DAG
RBC 105 MMOL/L
WEEFSELCELLEN 150 MMOL/L
ALARMWAARDEN serum:
> 5.5 = gevaar bij operatie
> 8 bij hartritmestoornissen

22
Q

chloriden

A
  • ECF>ICF
  • niet proteingebonden
  • Cl- uit GI tractus bijna volledig geabsorbeerd
  • teveel geabsorbeerd in gezonde organisme geëxcreteerd via nieren
23
Q

pathologie chloriden

A

VERMOEDEN hypo/hyper chloremie

24
Q

staalname chloriden

A
  • serum
  • urine
  • CSF
  • transpiratievocht
25
calcium
- ECF/ICF = 99/1 - bijna 50% proteingebonden in plasma SERUM - 48% vrij Ca++ (actief) - 47% eiwitgebonden - 5% gecomplexeerd ovv calciumfosfaat & calciumcitraat => als albumine daalt daalt calcium
26
pathologie calcium
VERMOEDEN hypo/hyper calciëmie
27
staalname calcium
- serum - heparine (totaal Ca++) - CSF - heparinevolbloed volledig afgesloten lucht & op ijs
28
bepalingsmethoden calcium
- fotometrische bepaling -> totaal in serum - o-cresolphtaleïne + calcium (kleur complex) > vrij o-cresolphtaleïne (kleur vrije kleurstof) - potentiometrie mbv calcium selectieve elektrode -> Ca++ in heparineplasma 1> pH stijgt tijdens bewaren > neg lading EW stijgt > EW-Ca++ stijgt & vrij daalt > valse verlaging Ca++ 2> pH neg lading EW daalt > EW Ca++ daalt en vrij stijgt > Ca++ vals verhoogd - atoomabsorptiespectrometrie -> vrij Ca++ -> niet op serum
29
magnesium
- ECF/ICF = 1/99 - Mg2+ deels proteïne gebonden - co-factor enzymatische omzettingen
30
pathologie & klinische relevantie magnesium
- hypomagnesemie & cushing - hypermagnesemie & addison =>idem verband K+ - hypomagnesemie & tetanie => idem verband calcium
31
staalname magnesium
- serum - heparineplasma => beide: [Mg++ in RBC]>[Mg++ in serum] - heparinevolbloed => bij hypomagnesemie in RBC & serum dalen daarom meten op volbloed - urine - CSF
32
bepalingsmethoden magnesium
fotometrisch na complex met bvb calmagit - Mg2+ in RBC door meten heparinevolbloed 1) eerste kleine hoeveelheid plasma voor Mg++ in plasma 2) in volbloed Ht meten (stel 40%) & hemolyseren 3) Mg++ = RBC & Mg++ = plasma samen in gelyseerd bloed 4) Mg++ = plasma = Mg++ uit 60% volume gelyseerd bloed (niet = RBC dus aftrekken!) 5) Mg++ RBC = (mg++ in gelyseerd - Mg++ plasma *(100-Ht/100)):(Ht/100)
33
fosfaat
- EC: anorganisch fosfaat -> HPO4²- & H2PO4- - IC: organisch fosfaat -> geassocieerd aan macromoleculen (ATP, DNA, RNA)