K4 Flashcards
(75 cards)
1
Q
allenfalls
A
hoogstens
2
Q
eintreten
A
plaatsvinden
3
Q
erstellen
A
opstellen
4
Q
gewissermaßen
A
als het ware
5
Q
haltbar
A
verdedigbaar
6
Q
nutzbar
A
te gebruiken
7
Q
unzureichend
A
onvoldoende
8
Q
die Voraussetzung
A
voorwaarde
9
Q
der Wohlstand
A
welvaart
10
Q
der Erreger
A
verwekker
11
Q
fehlen
A
ontbreken
12
Q
kostengünstig
A
voordelig
13
Q
obwohl
A
hoewel
14
Q
vernachlässigen
A
verwaarlozen
15
Q
der Wandel
A
verandering
16
Q
lediglich
A
slechts
17
Q
leuchten
A
oplichten
18
Q
der Nachschub
A
bevoorrading
19
Q
der Nachwuchs
A
nieuw generatie
20
Q
schmusen
A
knuffelen
21
Q
ausharren
A
volharden
22
Q
bringen
A
opleveren
23
Q
sich einfügen
A
zich aanpassen
24
Q
einstellen
A
beëindigen
25
hergebracht
traditioneel
26
sich über etwas mokieren
de draak steken met iets
27
quittieren
ermee stoppen
28
der Rabatz
herrie
29
rasant
stormachtig
30
rätseln
gissen
31
der Tadel
berisping
32
zustimmen
instemmen
33
die Einbildung
verwaandheid
34
erregen
opwinden
35
die Fähigkeit
vaardigheid
36
der Faulpelz
luilak
37
hinreichend
toereikend
38
das Leid
leed, verdriet
39
mangelhaft
gebrekkig
40
der Wettbewerb
concurrentie
41
einengend
beperkend
42
folgerichtig
consequent
43
das Muss
verplichting
44
das Phänomen
verschijnsel
45
scheitern an
stuklopen op
46
die Schranke
barrière
47
widersprüchlich
tegenstrijdig
48
zuvor
eerder
49
die Epoche
tijdperk
50
etabliert
gevestigd
51
ködern
lokken
52
der Reiseveranstalter
touroperator
53
solvent
in staat om te betalen
54
das Sparprogramm
bezuinigingsbeleid
55
verständlich
begrijpelijk
56
der Vorwurf
verwijt
57
ärztlich
geneeskundig
58
der Beschäftigte
de werknemer
59
erschließen
ontsluiten
60
im Ruhestand
geprnsioneerd
61
die Reform
reorganisatie
62
tätig
werkzaam
63
Dat kan echt helemaal niet!
Das geht ganz und gar nicht!
64
Wat moet ik dus zeggen?
Was soll ich also sagen?
65
Mag ik dat woord niet gebruiken?
Darf ich das Wort nicht benutzen?
66
Je hebt een gevoel voor al het nieuwe nodig.
Man braucht ein Feeling für alles Neue.
67
En waar werken jullie nu bijvoorbeeld aan?
Und woran arbeitet ihr jetzt zum Beispiel?
68
andert zo snel als de trend van nu.
Nichts ändert sich so schnell wie der aktuelle Trend.
69
Welke opdrukken op T-shirts zijn in de mode?
Welche T-Shirt-Aufdrucke sind angesagt?
70
Ze willen van alles weten.
Sie wollen allerhand wissen.
71
Waarom vindt men dit kapsel zo mooi?
Warum hält man so viel von dieser Frisur?
72
Bovendien moet je ook tijdschriften lezen.
Außerdem muss man auch Zeitschriften lesen.
73
Men zegt dat ze vorig jaar verhuisd is.
Sie soll voriges Jahr umgezogen sein.
74
Mocht hij nog komen, bel me dan direct!
Sollte er noch kommen, so ruf mich sofort an!
75
anhalten
voortduren
