Kapitel 1 Zinnen Flashcards
(50 cards)
Wat een smeerboel!
So eine Schweinerei!
Het is ook altijd hetzelfde.
Es ist auch immer das Gleiche.
Dat is een plas braaksel.
Das ist eine Pfütze Erbrochenes.
Het lijkt op een pizza of zoiets.
Es sieht nach Pizza oder so etwas aus.
Je stikt zowat.
Da bleibt einem die Luft weg.
En dan die stank!
Und dann dieser gestank!
Nou, dan gaan we maar eens beginnen.
Tja, dann fangen wir mal an.
Wie ruimt al die kleren op?
Wer räumt die ganzen Klamotten auf?
Op zich wel.
An und für sich ja.
Wat een vieze lucht!
So ein Mief!
Sorry, maar ik moet even snel naar buiten.
Entschuldige, aber ich muss mal schnell raus.
Alweer bij bewustzijn?
Schon wieder bei Bewusstsein.
Ja, zo’n beetje.
Ja, so einigermaßen.
En wat doen jullie hier zoal?
Und was macht ihr hier so?
O, gewoon.
So das Übliche.
Wilt u ook een koud biertje?
Möchten Sie auch ein kühles Bier?
Dat zou mij een beetje te vroeg zijn.
Das wäre mir noch ein bisschen zu früh.
Hoe houd je dat vol?
Wie hält man da durch?
Je moet over een bepaald punt heen.
Man muss einen bestimmten Punkt überwinden.
Uiteraard.
Versteht sich.
Je kunt je geen coolere vakantie wensen.
Man kann sich keine cooleren Ferien wünschen.
Met wie ben je hier?
Mit wem bist du hier?
Ze liggen waarschijnlijk nog te pitten.
Sie pennen wahrscheinlich noch.
Vannacht was me tocheen beetje te veel.
Heute Nacht war mir doch etwas zu viel.
