Kapitel 1 - Woorden Flashcards

(76 cards)

1
Q

langfristig

A

op de lange duur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

die Magersucht

A

anorexia nervosa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

die Umwelt

A

milieu, omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

unbequem

A

ongemakkelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

abdrücken

A

de trekker overhalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

anstehen

A

op het programma staan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

belegt

A

aangetoond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

der Dreck

A

vuil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

massiv

A

zwaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

stoppen

A

de tijd opnemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

die Verhaltenstherapie

A

gedragstherapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

verschenken

A

verspelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

verstehbar

A

te begrijpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

die Zwangsstörung

A

neurose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

beliebig

A

willekeurig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

die Beratung

A

advies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

die Binsenwahrheit

A

waarheid als een koe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

der Bittsteller

A

bedelaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

eklatant

A

opvallend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

die Erklärung

A

verklaring

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

erziehen

A

opvoeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

fad

A

vervelend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

klar

A

duidelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

straucheln

A

struikelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
verhätschelt
verwend
26
verschämt
beschaamd
27
die Scheibe
raampje
28
unheimlich
eng, griezelig
29
zertrümmern
vernielen
30
die Zuwanderung
immigratie
31
einleuchtend
overtuigend
32
die Gegenleistung
tegenprestatie
33
die Kluft
tegenstelling
34
kündigen
opzeggen
35
missfallen
storen
36
Obdachlose
daklozen
37
die Trennung
scheiding
38
verzichten auf
afzien af
39
die Abfahrt
vertrek; afdaling
40
abseits
naast
41
auslösen
teweegbrengen, veroorzaken
42
der Bereich
gebied, terrein
43
erfoderlich
noodzakelijk
44
falls
indien
45
das Gelände
terrein
46
der Hang
(berg)helling
47
verletzt
gewond
48
verschütten
bedelven
49
annäherend
bij benadering
50
die Bestecklichkeit
corruptie
51
erliegen
bezwijken
52
der Gerechte
rechtvaardigheid
53
das Gewissen
geweten
54
die Nachfrage
vraag
55
der Schund
rommel
56
windig
onbetrouwbaar
57
ausgefallen
origineel
58
beglücken
gelukkig maken
59
die Bühne
toneel
60
erstaunlich
verbazingwekkend
61
fähig sein
in staat zijn
62
jeweilig
van het ogenblik
63
die Veranstaltung
bijeenkomst
64
der Zungenbrecher
moeilijk uit te spreken woord
65
ähnlich
erop lijken
66
außerdem
bovendien
67
einstufen
indelen
68
erzeugen
opwekken
69
die Gier
begeerte, hebzucht
70
nachweisen
aantonen
71
die Tafel
reep chocolade
72
enthalten
bevatten
73
angeblich
naar men zegt, zogenaamd
74
derzeit
tegenwoordig, momenteel
75
entrichten
betalen
76
erheblich
aanzienlijk