kaartjes bij tentamen deel IV Flashcards

1
Q

wat is HCM?

A

hypertrofische cardiomyopathie.
dit is de meest voorkomende hartspierziekte. bij HCM is er een verdikking van de hartspier die niet te verklaren is op basis van een andere aandoening zoals een hoge bloeddruk of aortaklepstenose. je spreekt van hypertrofie cardiomyopathie als de wanddikte > 15mm is. de prevalentie is 1/500, waarschijnlijk komt het nog veel vaker voor op basis van aanleg. HCM is een van de belangrijke oorzaken van het plots overlijden van mensen onder de 35 jaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is DCM?

A

gedilateerde cardiomyopathie. er is sprake van dilatatie en een verminderde systolische functie.
de prevalentie is 1/2500. 25% is door genetische oorzaak.
de septum - linker ventrikel achterwand diameter mag maximaal 6 cm zijn wil het nog normaal zijn.

de annulus dilatatie kan een mitralisklep insufficiëntie geven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is ARVC?

A

aritmogene rechter ventrikel cardiomyopathie. dit is een progressieve vervanging van het normale myocardweefsel door vet en fibreus weefsel. prevalentie 1/5000.
deze cardiomyopathie geeft in de eerste presentatie ritmestoornissen, als de vervetting in beide kamers gaat zitten kan levensbedreigend systolisch hartfalen ontstaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is NCCM?

A

non-compaction cardiomyopathie.
in de apex van het hart zijn kanaaltjes, instulpingen, aanwezig in de hartspier. afhankelijk van wanneer het compact worden van het myocard stopt zijn er afwijkingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat kan het gevolg zijn van drukbelasting?

A

hypertensie, een aortaklepstenose en minder vaak van een pulmonalisklepstenose, coarctatio aorta en een longembolie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

waaruit bestaat de medicatie voor hartfalen?

A

vasodilatoren, aldosteronantagonisten, diuretica, b-blokkers, ACE-remmers en ARB-remmers.

B-blokkers geven de myocyten rust waardoor de myocyten de tijd krijgen om te herstellen. hierdoor zorgen b-blokkers vooral op de lange termijn voor verbetering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is primaire/essentiele hypertensie?

A

een vaak voorkomende hypertensie (>90%). hierbij is de oorzaak niet bekend.
dit is een combinatie tussen erfelijke factoren en factoren van buitenaf die zorgt dat er hypertensie ontstaat. de complicaties die optreden zijn vaak cardiaal, cerebrovasculair of renaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is secundaire hypertensie?

A

hierbij is de oorzaak wel bekend.
de oorzaken kunnen zijn:
- parenchymateuze nierziekten
- vasculair:
nierarteriestenose
coarctatio aortae
- endocrien
primair hyperaldosteronisme
feochromocytoom ( een tumor die te veel (nor)adrenaline maakt)
hypercortisolisme
hyper- of hypothyreoïdie
acromegalie
- slaap apneu syndroom (OSAS)
- zwangerschap.
- dieet
- latrogeen: corticosteroïden, cyclosporine, angiogenese remmers
- monogenetisch: dit veroorzaak een verhoogde terugresorptie. syndroom van Liddle, syndroom van Gordon, apparent mineralocorticoid excess, glucocorticoid onderdrukbaar hyperaldosteronisme
- neurogeen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is een hypertensieve crisis?

A

een acuut ontstane, sterk verhoogde bloeddruk die nu gecompliceerd verloopt of op de korte termijn gecompliceerd kan worden door acute hypertensieve orgaanschade van de hersenen, het hart, de nieren, de grote bloedvaten en/of de ogen.

2 vormen:
- hypertensief noodgeval
- hypertensieve urgentie

altijd eerst een anamnese uitvoeren om te bepalen welke vorm het is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

waaruit bestaat de behandeling bij een hypertensief noodgeval?

A

de patiënt moet opgenomen worden op de IC en behandeld worden met intraveneuze bloeddrukverlagend (binnen enkele minuten tot een uur)
vaak herken je een patiënt aan:
- graad III/IV retinopathie aan beide ogen
- NI(nefrosclerose), hypertensieve encefalopathie, MAHA, hartfalen/ischemie
- snelle bloeddrukverlaging is gewenst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

waaruit bestaat de behandeling bij een hypertensieve urgentie?

A

de patiënt wordt op de eerste hulp geholpen met orale bloeddrukverlagend (binnen een aantal uren)

de patiënt komt vaak met:
- al langer bestaande hypertensie
- per toeval ontdekte hypertensie
- bloeddruk verlaging is gewenst, echter acuut is niet nodig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is creatinine klaring?

A

de klaring houdt de hoeveelheid plasma in die in een gegeven tijd volledig wordt ontdaan van een bepaalde stof. klaring wordt gegeven in ml/min. als een stof alleen wordt gefiltreerd (niet gesecreteerd of geresorbeerd) is de klaring gelijk aan de GFR.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat zijn de nadelen van creatinine als parameter?

A
  1. creatinine is afhankelijk van leeftijd, geslacht en etniciteit
  2. creatinine wordt voor een klein deel gesecreerd door de tumuli. dit kan leiden tot een overschatting van de nierfunctie bij sterk afgenomen glomerulaire filtratie.
  3. bacteriën breken creatinine af in het geval dat urine voor een langere tijd in aanwezigheid is van een kamer temperatuur.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is het syndroom van alport?

A

een erfelijke ziekte waarbij het collageen in de basaalmembraan niet goed is aangelegd. de collageenvezels vormen een gecompliceerd netwerk die samen de structuur van de glomerulaire basaalmembraan geven. bij het syndroom van alport is de basaalmembraan verdikt en loopt hobbelig. vroeger werd de diagnose gesteld op basis van elektronenmicroscopie, tegenwoordig weten we welke genen een rol spelen en kan het DNA gesequenced worden voor een diagnose. al deze genen maken een subtype van het collageen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

bij het aantonen van erytrocytencilinder kun je ervan uitgaan van –>

A

glomerulaire hematurie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is membraneuze glomerulopathie?

A

Dit is ook een auto-immunziekte tegen de PLA2-R, maar omdat de immuuncomplexen vlak onder de podocyten zitten, ontstaat er geen ontstekingsreactie. Er is een granulaire depositie te zien met immunofluorescentie omdat de deposities in aparte plekjes zit.

17
Q

wanneer moet een nierbiopt genomen worden?

A

bij alle aandoeningen, waarbij een behandelingsconsequentie wordt vermoed. dit is het geval bij het nefritis syndroom, bij nierproblemen veroorzaakt door systeemziekten, door vasculitis en bij onbegrepen acute nierinsufficientie.

als van te voren al duidelijk is welke ziekte de aandoening veroorzaakt is een biopt niet nodig.

18
Q

wat is diffusie?

A

de natuur streeft naar een evenwichtsituatie. Er is een verplaatsing van deeltjes in een ruimte met een hoge concentratie naar een ruimte met een lage concentratie. Als de concentraties gelijk zijn zal het netto transport ook gelijk zijn. Voor diffusie is een membraan nodig waardoor de deeltjes kunnen passeren.

19
Q

wat is osmose?

A

hierbij zal water stromen naar de ruimte met het hoogste concentraat. Dit concentratieverschil levert de osmotische druk op.

20
Q

wat is convectie?

A

watertransport op basis van drukverschil. Deeltjes die mee kunnen stromen over het membraan zullen worden gesleurd naar de andere vloeistof (convectie)  vb in de proximale tubulus.

21
Q

wat gebeurt er met streptokokken eiwitten en de nierfunctie?

A

streptokokken eiwitten lopen vast in de basaalmembraan en geven daar een ontsteking. dit is een nefritis syndroom met sterk achteruitgaande nierfunctie.
minder plassen, donkere urine en hypertensie.

22
Q

wat is het verschil tussen nefritis en nefrotisch syndroom?

A

het nefritis syndroom is het neerslaan van de immuuncomplexen onder endotheelcellen of als de leukocyten wel bij de antigenen kunnen.
het nefrotisch syndroom is het neerslaan van de antilichamen onder endotheelcellen, doordat ze niet bij de antigenen kunnen.