Kapitel 12 Flashcards
(55 cards)
1
Q
die Erkenntnis
A
het inzicht
2
Q
die Erbanlage
A
de genen
3
Q
die Forschung
A
het wetenschappelijke onderzoek
4
Q
der Gegenstand
A
het onderwerp
5
Q
weltanschaulich
A
levensbeschouwelijk
6
Q
die Schachtel
A
de doos
7
Q
ins Hintertreffen geraten
A
achteropraken
8
Q
großangelegt
A
groot opgezet
9
Q
voranschreiten
A
vooruitgaan
10
Q
die Fortführung
A
de voortzetting
11
Q
der Stellenwert
A
de waarde
12
Q
herausfinden
A
ontdekken
13
Q
der Leitsatz
A
het motto
14
Q
überprüfen
A
controleren
15
Q
bewährt
A
betrouwbaar
16
Q
vollenden
A
voltooien
17
Q
die Daten
A
de gegevens
18
Q
der Auftakt
A
het begin
19
Q
der Beleg
A
het bewijs
20
Q
der Befund
A
de uitslag
21
Q
der Fund
A
de vondst
22
Q
voraussagen
A
voorspellen
23
Q
sich erweisen
A
blijken te zijn
24
Q
überholt
A
achterhaald
25
erfordern
vereisen
26
besagen
betekenen
27
gewährleisten
garanderen
28
herhalten
ervoor opdraaien
29
abschalten
uitschakelen
30
der Proband
de proefpersoon
31
die Langzeitwirkung
het langetermijneffect
32
die Trefferquote
de score
33
der Urheber
de uitvinder
34
der Erfinder
de uitvinder
35
versenken
laten zinken
36
das Gefüge
de constructie
37
das Ersatz
de vervanging
38
der Grundsatz
het principe
39
die Anleitung
de aanwijzing
40
die Sternstunde
het grootse moment
41
erkunden
verkennen
42
mit der hand
handmatig
43
die Lösung
de oplossing
44
betrachten
bekijken
45
erforschen
onderzoeken
46
die Studie
het onderzoek
47
der Versuch
de proef
48
der Fortschritt
de vooruitgang
49
enthalten
bevatten
50
das Gerät
het apparaat
51
das Ergebnis
het resultaat
52
die Flüssigkeit
de vloeistof
53
die Kenntnisse
de kennis
54
die Steckdose
het stopcontact
55
der Quadratmeter
de vierkante meter