Klas 3 Hoofdstuk 1 Dui-ne Flashcards
(32 cards)
1
Q
Der klimawandel
A
De klimaatverandering
2
Q
Die auswirkung
A
Het effect
3
Q
Gespannt sein auf
A
Benieuwd zijn naar
4
Q
Ganz
A
Heel
5
Q
Achten auf
A
Letten op
6
Q
Unbediengt
A
Per se
7
Q
Dir nahrung
A
De voeding
8
Q
Wechselhaft
A
Onbestedig
9
Q
Derzeit
A
Momenteel
10
Q
Jedoch
A
Echter
11
Q
Kaum
A
Nauwelijks
12
Q
Außergewohnlich
A
Buitengewoon
13
Q
Die Wirtschaft
A
Het bedrijfsleven
14
Q
Vorhersagen
A
Voorspellen
15
Q
Einfach
A
Hier, gewoon
16
Q
Der nachbar
A
De buurman
17
Q
Verruckt
A
Gek
18
Q
Dennoch
A
Desondanks
19
Q
Trotzdem
A
Desondanks
20
Q
Irgendwohin
A
Ergens heen
21
Q
Der oftlichen verkehr
A
Het openbaar vervoer
22
Q
Draußen
A
Buiten
23
Q
Außerdem
A
Bovendien
24
Q
Empfehlen
A
Aanraden
25
Mieten
Huren
26
In der Nähe von
In de buurt van
27
Beeindruckend
Indrukwekkend
28
Nur
Alleen
29
Sich trauen
Durven
30
Das erlebenis
De belevenis
31
De aufenthalft
Het verblijf
32
Aufhören
Ophouden, stoppen
