Kleding Flashcards
(17 cards)
Dat heeft hem de das* omgedaan
Dat is de aanleiding tot zijn straf, zijn dood enz.
De handdoek in de ring werpen (doek)
Opgeven
Iets uit de doeken* doen
Iets uitleggen, ermee voor de dag komen
Iemand de handschoen* toewerpen
Iemand uitdagen om iets te doen
De handschoen* opnemen
De strijd aannemen
Met de hoed* in de hand, komt men door het hele land
Wie beleefd is, zal het ver brengen
Over dezelfde kam* scheren
Allen gelijk behandelen, geen
onderscheid maken (meestal met de gedachte dat dat ten onrechte gebeurt)
Knopen* doorhakken
Beslissen, door beslissend op te treden een moeilijkheid uit de weg ruimen
De kroon* op het werk zetten
Het werk op schitterende wijze voltooien (vaak ironisch)
Iemand /iets naar de kroon* steken
met iemand of iets wedijveren, iemand of iets dreigen te overtreffen
Iets aan zijn laars* lappen
Zich ergens niets van aantrekken
Iemand de mantel* uitvegen
Iemand scherp vermanen (= waarschuwen/ aansporen)
Ergens een mouw* aan passen
Iets weten te verhelpen, er iets aan weten te doen
Iemand iets in de schoenen* schuiven
Iemand beschuldigen van iets dat hij niet gedaan heeft
De hakken* in het zand zetten (-schoen)
Zich als felle tegenstander opstellen, niet bereid zijn om naar positieve aspecten of naar compromissen te zoeken
Nog in de kinderschoenen* staan
Nog echt onontwikkeld zijn (van
wetenschappen enz.)
Schoenmaker, blijf bij je leest (schoen)
Bemoei je met je eigen zaken en oordeel niet over dingen waar je geen verstand van hebt