Voorwerpen in huis Flashcards
(12 cards)
In hetzelfde bedje* ziek zijn
Aan dezelfde kwaal lijden, iets heeft dezelfde nadelen of euvels
Buiten zijn boekje* gaan/zijn boekje te buiten gaan
Meer doen dan toegelaten
De deur* op een kier zetten/houden
Enige bereidheid vertonen om (met iem.) te spreken of te onderhandelen, mogelijkheid om
te onderhandelen
Zijn kaars* aan twee kanten branden
Zijn krachten/mogelijkheden te vroeg verspild hebben
In kannen* en kruiken zijn
In alle onderdelen geregeld zijn
Iemand op de kast* jagen/ iemand de kast op jagen
Iemand boos, kwaad maken
Door de mand* vallen
Iets een hele tijd ontkennen en uiteindelijk toch moeten bekennen, zodat het bedrog uitkomt
Door het oog van een naald* kruipen
Ternauwernood aan een dreigend gevaar ontkomen
Iemand een spiegel* voorhouden
Iemand het verkeerde van zijn gedrag laten zien
De hond in de pot* vinden
Thuiskomen als iedereen al gegeten heeft; ergens aankomen waar het eten net op is,
of niets krijgen, omdat alles naar de anderen is gegaan
Iets onder tafel* vegen
Iets afkraken, iets niet aannemen
De pot verwijt de ketel dat hij zwart ziet**
Een ander aanwijzen als
schuldige, terwijl je hetzelfde hebt gedaan