Scheepvaart Flashcards

1
Q

Mee in de boot* stappen

A

Meedoen, deelnemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Uit (of buiten) de boot* vallen

A

1) niet meer mee (kunnen of willen) doen
2) zijn positie verliezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Er is geen man overboord (boot)

A

Dat is niet zo erg, dat is wel te overkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Alle hens aan dek*

A

Iedereen moet meewerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Vechten tegen de bierkaai (kaai)

A

Een hopeloze strijd voeren, strijden tegen een onverzettelijke macht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Van koers* veranderen

A

Op een andere manier met iets verdergaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Door de mazen van het net* kruipen (vis)net)

A

1) niet gestraft worden terwijl je eigenlijk wel een straf verdiend hebt
2) op het nippertje aan gevaar ontsnappen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Olie* op het vuur gieten/gooien

A

Door iets te doen of te zeggen, een zaak verergeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Olie op de golven gooien/ gieten**

A

De gemoederen kalmeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Poolshoogte nemen (poolster)

A

Een onderzoek doen naar iets

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

In rep en roer* staan

A

In grote verwarring, ontsteltenis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

In hetzelfde schuitje* zitten

A

Aan hetzelfde lot onderhevig zijn, in dezelfde (onprettige) situatie verkeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Iemand op sleeptouw* nemen

A

Iemand helpen bij iets dat hij niet alleen kan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Het sop* is de kool niet waard

A

De zaak is zoveel drukte of moeite niet waard

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Iemand hoog in het vaandel* dragen

A

Iemand zeer waarderen, belangrijk achten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Het voortouw* nemen

A

Het initiatief nemen
≈ het/ de spits afbijten (= iets als eerste doen)

17
Q

Van wal* steken (met)

A

Over iets beginnen te praten

18
Q

Iemand van de wal* in de sloot helpen

A

Hem verkeerde raad geven, onhandig helpen, een slechte dienst bewijzen

19
Q

Van de wal* in de sloot raken

A

In plaats van in de gehoopte betere toestand in een nog slechtere komen
≈ van de regen in de drup komen

20
Q

Alle zeilen* bijzetten

A

Alle krachten inspannen

21
Q

Een oogje in het zeil* houden

A

Opletten of alles gebeurt zoals het hoort