kOELTECHNIEKEN VB EXAMEN Flashcards
(161 cards)
Wat doet een carterdrukbegrenzer in een koelinstallatie?
A sluiten bij het stijgen van de uitlaatdruk
B sluiten bij het stijgen van de inlaatdruk
C openen bij het stijgen van de uitlaatdruk
D openen bij het stijgen van de inlaatdruk
A
Wat gebeurt er bij een klein airco met een expansieventiel wanneer de luchtfilters op de aanzuig vervuilen
A de motor van de verdamper wordt onvoldoende afgekoeld waardoor die kan verhitten
B er bestaat kans dat de vloeistof onverdampt uit de verdamper stroomt
C de installatie zal een hogere perstemperatuur aannemen
B
Wat vermindert de volumetrische effeciëntie van een compressor
A het verlagen van de zuigdruk
B het verminderen van de schadelijke ruimte
C het verminderen van de persdruk
D het verhogen van de zuigdruk
A
Expansieventielen met uitwendige drukvereffening worden gebruikt bij
A verdampers met een vinafstand groter dan 7mm
B verdampers met een inspuitkop
C verdampers met een grote koelcapaciteit
D verdampers met een kleine drukval
B
Wanneer verandert een verdamperdrukregelaar naar een gesloten toestand
A als de verdampingsdruk beneden een bepaalde waarde daalt
B als de zuigdruk aan de compressor boven een bepaalde waarde stijgt
C als de zuigdruk aan de compressor beneden een bepaalde waarde stijgt
D als de verdampingsdruk boven een bepaalde waarde stijgt
A
Hoe wordt vloeistofslag tijdens persgasdooien verhinderd?
A door herverdampingsbatterijen te plaatsen zodat het koelmiddel terug verdampt wordt
B door de vloeistoffen langs een zuiggaswisselaaar om te leiden
C door een vloeistofafscheider in de zuigleiding te plaatsen
D door het gelijktijdig laten dooien van alle verdampers
C
Welke mogelijkheid vergroot de volumetrische effcientie van de compressor
A het vermeerderen van de compressieverhouding
B het verlagen van de zuigdruk
C het vermeerderen van de persdruk
D het vermeerderen van de zuigdruk
D
Wat doe een carterbegrenzer in een koelinstallatie
A openen bij het dalen van de inlaatdruk
B openen bij het dalen van de uitlaatdruk
C sluiten bij het dalen van de uitlaatdruk
D sluiten bij het dalen van de inlaatdruk
B
Voor goede werking van een installatie, die voorzien is van een expantiecapillair, is het belangrijk dat deze capillair
A de juiste lengte heeft
B de juiste diameter heeft
C de juiste lengte en de juiste diameter heeft
D een iets grotere diameter heeft dan strikt noodzakelijk is
C
Een thermostatisch expantieventiel met inwendige drukvereffening past men toe
A als de verdamper is voorzien van een verdeelkop voor gelijkmatige verdeling van het koelmiddel over de verschillende secties
B als de verdamper in secties is onderverdeeld
C bij verdampers met een kleine inwendige weerstand
D bij verdampers met een grote inwendige weerstand
C
Waarom wordt een automatisch expansieventiel gebruikt
A om de verhitting te regelen volgens de belasting
B om de verdampingstemperatuur aan te passen aan de belasting
C om de verdampersdruk aan te passen aan de belasting
D om de verdamperdruk constant te houden
D
Wanneer wordt onderkoeling verwezenlijkt
A wanneer de condensatietemperatuur gevoelig verminderd wordt
B wanneer vloeibaar koelmiddel beneden zijn kookpunt wordt gebracht
C wanneer het toerental van de condensorventilatoren opgedreven wordt
D wanneer er na de verdamper nog verder wordt afgekoeld
E wanneer koelmiddel geinjecteerd wordt
B
Wat is het gevolg van een te kleien oververhitting
A een hogere persgastemperatuur
B alle antwoorden zijn fout
C een slechtere koeling van de compressormotoren
D kans op vloeistofslag
D
Hoe wordt het verschil tussen de condensatietemperatuur en de temperatuur gemeten aan de uitgang van de condensor
A de oververhitting
B alle voorgaande antwoorden zijn onjuist
C de onderkoeling
D de totale oververhitting
C
Oververhitten zorgt ervoor dat de kans dat er vloeibaar koelmiddel naar de compressor komt
A dit hangt af van de verdampingstemperatuur
B verkleint
C verhoogt
D heeft geen invloed
B
Wat gebeurt er wanneer gefluoreerde koelmiddelen in contact komen met vuur
A niets, het koelmiddel is onbrandbaar
B het koelmiddel vat onmiddelijk vuur
C er ontstaan ontbindingsproducten van het koelmiddel die echter niet giftig zijn
D er ontstaan giftige stoffen afkomstig van de ontbinding van het koelmiddel
D
Wat heeft oververhitting van het zuiggas tot net boven de verzadigde dampspanning tot gevolg
A de motor die de compressor aandrijft verbrandt
B de compressor heeft veel te warm
C de installatie geraakt oververhit
D de compressor zuigt altijd gas aan
D
ALs de druk op een vloeistof wordt verhoogd
A wordt het kookpunt lager
B wordt het kookpunt hoger
C verandert het kookpunt niet
D is het kookpunt niet meer te bepalen
B
Wat gebeurt er met de COP van een koelinstallatie wanneer het koelmiddel meer onderkoeld wordt
A daalt
B stijgt
C blijft gelijk
D COP heeft niets met onderkoeling te maken
B
Wat gebeurd er met het massadebiet dat een compressor per bij constant toerental verplaatst als de verdampingtemperatuur stijgt
A heeft geen invloed
B daalt
C stijgt
D blijft gelijk
C
Wat doet oververhitting met de kans dat er vloeibaar koelmiddel naar de compressor komt
A heeft geen invloed
B verhoogt
C dit hangt af van de verdampingstemperatuur
D verkleint
D
Wat gebeurt er met het massadebiet dat een compressor per uur bij constant toerental verplaatst als de condensatietemperatuur daalt
A hangt af van de verdampingstemperatuur
B daalt
C blijft gelijk
D stijgt
D
Op welke verandering van het systeem reageert een heetgas bypass (capaciteitsregelaar)
A zuigdruk
B alle voorgaande zijn onjuist
C vloeistofdruk
D persdruk
A
Als bij een klassieke mechanische ruimtethermostaat in een koelcel de voeler afbreekt dan zal de thermostaat
A ongewijzigd blijven
B naar een veiligheidspositie schakelen
C inschakelen
D uitschakelen
D