L 19: Wettelijke verplichtingen tot schadevergoeding Flashcards
(38 cards)
Waar vinden we de regels met betrekking tot de wettelijke verplichtingen tot schadevergoeding?
Deze regels zijn opgenomen in afdeling 10 van titel 1 van Boek 6. Preciezer gezegd: deze afdeling geeft regels over de inhoud en omvang van een bestaande schadevergoedingsverbintenis.
Wanneer kan er sprake zijn van gevallen gezien waaruit verplichtingen tot schadevergoeding kunnen voortvloeien?
de onrechtmatige daad, zaakwaarneming, ongerechtvaardigde verrijking en de toerekenbare tekortkoming in de nakoming.
Wanneer komt komt afdeling 6.1.10 in beeld?
Staat aansprakelijkheid op grond van artikel 6:162 (onrechtmatige daad) of artikel 6:74 (wanprestatie) eenmaal vast, met andere woorden: is iemand op een van de voorgaande gronden tot schadevergoeding verplicht, dan pas komt afdeling 6.1.10 in beeld.
Welke schade komt voor vergoeding in aanmerking?
Hiervoor is in de eerste plaats van belang artikel 6:95.
Uit dit artikel kunnen we halen dat voor vergoeding in aanmerking komen:
- vermogensschade
- ander nadeel.
Wat is vermogensschade?
artikel 6:96
Vermogensschade omvat volgens dit artikel zowel het verlies dat de benadeelde heeft geleden, als de winst die hij heeft moeten derven.
Vermogensschade, overige kosten die voor vergoeding in aanmerking komen?
artikel 6:96, tweede lid
worden enige categorieën van kosten genoemd, die mede voor vergoeding in aanmerking komen.
Wat is een verplichting voor de benadeelde?
De benadeelde heeft de verplichting om de schade die hij lijdt, te voorkomen of te beperken. Deze verplichting vloeit voort uit artikel 6:101.
Artikel 6:96, tweede lid, sub a waarborgt dat de benadeelde de kosten van deze maatregelen als schadevergoeding van de aansprakelijke persoon kan vorderen. De maatregelen en de daaraan verbonden kosten moeten wel redelijk zijn.
Wat is van belang bij vergoeding van ander nadeel?
Volgens artikel 6:95 bestaat de verplichting tot vergoeding van ‘ander nadeel’ slechts voor zover de wet dat bepaalt. Hier is van belang artikel 6:106.
Komt ideële, immateriële of morele schade, voor vergoeding in aanmerking?
schade, ook wel ideële, immateriële of morele schade genoemd, komt in een aantal gevallen voor vergoeding in aanmerking. Ook deze schade valt onder het begrip ‘schade’ in artikel 6:95. En op deze schade zijn ook de andere bepalingen in deze afdeling over schadevergoeding van toepassing.
We zagen echter dat vergoeding van deze soort schade alleen mogelijk is als de wet het zegt. De gevallen waarin vergoeding van ander nadeel mogelijk is, vinden we in artikel 6:106 limitatief opgesomd
Welke vorm van vergoeding komt in aanmerking bij schadevergoeding?
Van belang in dit verband is artikel 6:103.
De bedoeling van schadevergoeding is de benadeelde zo veel mogelijk in de toestand te brengen als ware de onrechtmatige daad niet gepleegd of als ware de wanprestatie niet gepleegd. De hoofdregel is dat de benadeelde door betaling van een geldsom in die toestand wordt gebracht.
Wat is de hoofdregel bij schadevergoeding?
De eerste zin in artikel 6:103 geeft de hoofdregel aan: schadevergoeding dient te worden voldaan in geld. Er zijn echter gevallen waarin herstel in de toestand als ware er geen onrechtmatige daad of wanprestatie gepleegd, ook op een natuurlijke wijze kan geschieden.
Wat geldt tav schadevergoeding in natura?
Volgens artikel 6:103 (tweede zin) kan de schadevergoeding ook anders dan door betaling van een geldsom plaatsvinden. We spreken in die gevallen ook wel van schadevergoeding in natura. Alleen op vordering van de benadeelde kan van de hoofdregel (dat schadevergoeding in de vorm van een geldsom moet worden voldaan) worden afgeweken. De benadeelde moet dus zelf voor de rechter
vorderen dat hij schadevergoeding in natura wil.
Het is dan uiteindelijk de rechter die beslist of hij deze vordering toewijst, waarbij hij erop zal letten of deze manier van schadevergoeding in dit geval wel passend is. Dat het uiteindelijk de rechter is die beslist of de vordering tot schadevergoeding in natura wordt toegewezen, kunnen we halen uit het woorden: ‘de rechter kan (…)’. We zeggen dat de rechter in deze een discretionaire bevoegdheid heeft.
Hoe kan schadevergoeding in natura plaatsvinden?
- Bloot feitelijk handelen
- Verrichten van een rechtshandeling
Waar aanvaardde de HR voor het eerst schadevergoeding in natura?
Het is in dit arrest (HR 17 november 1967, NJ 1968, 42, Pos-Van den Bosch) geweest dat de Hoge Raad voor het eerste de schadevergoeding in natura aanvaardde.
Omschrijf arrest Pos-van den Bosch?
Pos/Van den Bosch-arrest
Subject ‐ Onrechtmatige daad, aanzetten tot wanprestatie
Articles ‐ Artikel 6:103 BW en artikel 6:162 lid 2 BW
De feiten
Van den Bosch pacht sinds 1954 een stuk weiland van Gerrit Brouwer. In het pachtcontract is een clausule opgenomen waarin staat dat als Brouwer en al zijn bij hem inwonende zussen overlijden, Van Den Bosch het exclusieve recht heeft om de grond en de boerderij te kopen. Gerrit en al zijn zussen overlijden op een zus, Neeltje Brouwer, na. Neeltje heeft een achterneef, Pos, die haar vermogen beheert. In 1963 schenkt Neeltje, daartoe aangezet door Pos, de boerderij aan Pos. Pos aanvaard de schenking wetende dat Van den Bosch krachtens de clausule het exclusieve recht heeft om de grond en de boerderij te kopen. Als Neeltje in 1964 overlijdt wil Van den Bosch de grond en de boederij kopen. Hij merkt echter dat Pos het huis van Neeltje geschonken heeft gekregen. Pos weigert om mee te werken aan een overdracht van het huis aan Van den Bosch. Van den Bosch doet een beroep op onrechtmatige daad.
Rechtsvraag
Kan Van den Bosch een geslaagd beroep op onrechtmatige daad doen?
Overweging
Het hof overwoog dat de wanprestatie van Neeltje, zij had de grond en de boerderij immers niet aan Pos mogen schenking krachtens de clausule, aan Pos toe te rekenen was. Hij wist immers dat hij een grote invloed op Neeltje had en bleef aandringen tot hij in het bezit van de grond en de boerderij was. Pos begaat derhalve een onrechtmatige daad ten opzichte van Van den Bosch. Van den Bosch slaagt derhalve in zijn beroep op onrechtmatige daad. Het profiteren van een wanprestatie is in principe geen onrechtmatige daad, tenzij zoals in casu de omstandigheden zich hiertoe lenen. De Hoge Raad overwoog dat de redenering van het hof juist was. Pos wist van de koopoptie, Pos had een vertrouwenspositie bij Neeltje en hij moet zich bewust zijn geweest van het nadeel voor Van den Bosch. De Hoge Raad overwoog verder dat er onder bepaalde omstandigheden ook schadevergoeding in een andere vorm dan in de vorm van geld mogelijk is. In casu werd bepaald dat de boerderij en het stuk grond tegen betaling van de geschatte waarde moesten worden overdragen.
Rechtsregel
Het handelen met iemand terwijl men weet, dat deze door het handelen een overeenkomst met een ander schendt is in beginsel niet onrechtmatig jegens die ander. Dit kan echter anders zijn indien er bepaalde omstandigheden zijn de dit handelen onrechtmatig maken.
Relevante artikelen
Art. 6:103 BW:
Schadevergoeding wordt voldaan in geld. Nochthans kan de rechter op vordering van de benadeelde schadevergoeding in andere vorm dan betaling van een geldsom toekennen. Wordt niet binnen redelijke termijn aan een zodanige uitspraak voldaan, dan herkrijgt de benadeelde zijn bevoegdheid om schadevergoeding in geld te verlangen.
Art. 6:162 BW:
Lid 2: Als onrechtmatige daad worden aangemerkt een inbreuk op een recht en een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, een en ander behoudens de aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond.
Factoren die van invloed kunnen zijn op de omvang van de verplichting tot schadevergoeding?
1) het vereiste van causaal verband
2) eigen schuld van de benadeelde.
Welk principe is onvoldoende voor het bepalen van de omvang van de schadevergoeding?
We zagen in die leereenheden dat voor het vestigen van aansprakelijkheid, zowel op grond van artikel 6:162 (onrechtmatige daad), als op grond van artikel 6:74 (wanprestatie) voldoende is dat de daad of de tekortkoming conditio sine qua non is voor de schade (zie voor het begrip ‘conditio sine qua non’ nogmaals de hiervoor bedoelde paragrafen). We hebben toen echter geconstateerd dat dit criterium weliswaar voor de vestiging van de aansprakelijkheid op grond van voormelde bepalingen voldoende is, maar dat dit voor het vaststellen van de omvang van de schadevergoedingsverbintenis niet voldoende is, omdat dit tot een wel zeer ver verwijderd verband kan leiden. We hebben een en ander toen ook duidelijk gemaakt aan de hand van enkele voorbeelden.
Van welk criterium is de omvang van de schadevergoeding afhankelijk?
de omvang van de schadevergoedingsverbintenis afhankelijk is van een nader causaliteitscriterium. Dit causaliteitscriterium vinden we gede!nieerd in artikel 6:98.
Wat houdt de toerekeningsleer in?
Met de zogenaamde toerekeningsleer die we in dit artikel vinden, wordt beoogd de rechter de vrijheid te geven om bij de vaststelling van de omvang van de schadevergoedingsverplichting per concreet geval te oordelen. Hij zal daarbij rekening moeten houden met een aantal factoren.
Welke concrete factoren worden in de wet genoemd voor bepaling van het causaal verband?
De wet noemt als factoren waarmee de rechter bij de bepaling van het causaal verband rekening moet houden de aard van de aansprakelijkheid en de aard van de schade.
Omschrijf Aard van de aansprakelijkheid?
Bij de aard van de aansprakelijkheid kunnen we dan denken aan de vraag of het hier nu een contractuele of een wettelijke aansprakelijkheid, een schuldaansprakelijkheid of een risicoaansprakelijkheid betreft of dat het een aansprakelijkheid voor bijvoorbeeld hinder of voor een verkeersongeval betreft enzovoort.
Omschrijf Aard van de schade?
Bij de aard van de schade kunnen we dan denken aan de vraag of het hier nu zaaksschade, letselschade, vermogensschade of immateriële schade enzovoort betreft.
Noem een aantal vuistregels aan de hand waarvan het causaal verband kan worden bepaald?
- Bij een aansprakelijkheid die berust op schuld bij de aansprakelijke persoon, zal het vereiste causaal verband eerder worden aangenomen dan wanneer het betreft een risicoaansprakelijkheid van de aansprakelijke persoon. Zo heeft de Hoge Raad in het arrest Amercentrale (HR 13 juni 1975, NJ 1975, 509), de toerekening beperkt tot de zogenaamde typische factoren. De strekking van de aansprakelijkheid van artikel 1405 oud BW (de risicoaansprakelijkheid voor gebrekkige opstallen), rechtvaardigt een beperkte toerekening.
- Schade door dood of verwonding zal eerder worden toegerekend dan zaaksschade, schade die bestaat in vermogensverlies eerder dan de derving van winst.
- Verkeers- en veiligheidsnormen die met het oog op de voorkoming van ongevallen zijn gesteld, rechtvaardigen een ruimere toerekening van dood- en letselschade.
Letsel-en overlijdensschade worden ruim toegerekend. Bij letselschade strekt de ruime toerekening zich in beginsel ook uit tot de gevolgen van een bijzondere psychische gesteldheid (HR 8 februari 1985, NJ 1986, 136 Renteneurose). Hier geldt het adagium dat de laedens het slachtoffer heeft te nemen zoals hij het aantreft.
Omschrijf Amercentrale-arrest?
Amercentrale-arrest
Subject ‐ Causaal verband, beperking aansprakelijkheid
Articles ‐ n.v.t.
De feiten
Op het terrein van de elektriciteitscentrale (Amercentrale) bevindt zich een tank voor opslag van stookolie. De tank ligt aan de rivier de Amer. Doordat de tank openklapt komt een groot gedeelte van de olie in de Amer. De olie verspreidt zich niet alleen over de Amer en haar oevers, ook naar via de Amer met haar in verbinding staande havens, vaarten en kreken. Tussen de PNEM, eigenaar van de tank, en haar verzekeringsmaatschappij bestaat onder andere verschil van mening over de vraag of de schade zoals derden die geleden hebben in voldoende causaal verband staat met het scheuren van de tank.
Rechtsvraag
Bestaat er voldoende causaal verband tussen de schade zoals derden die geleden hebben en het scheuren van de tank?
Overweging
Het Hof en de Hoge Raad gaan er beide vanuit dat er voldoende causaal verband bestaat tussen de geleden schade en het scheuren van de tank.
Het Hof is er kennelijk van uitgegaan, dat de tank is geconstrueerd door het aan elkaar lassen van metalen platen. Door op de grondslag hiervan te oordelen dat de tank moet worden aangemerkt als een gebouw in de zin van art. 1405 BW, heeft het Hof niet blijk gegeven van een onjuiste opvatting van dit artikel, omdat in die vaststelling ligt besloten dat de onderhavige constructie een bouwsel was dat naar aard en inrichting bestemd was om duurzaam ter plaatse te blijven, waarbij niet van belang is of technisch de mogelijkheid zou hebben bestaan om het te verplaatsen. De uit art. 1405 voortvloeiende aansprakelijkheid moet worden beperkt tot die vormen van schade welke als typische gevolgen van de instorting van het desbetreffende gebouw kunnen worden beschouwd en mitsdien behoren tot het normale voor een eigenaar aan een dergelijke gebeurtenis verbonden risico. Olieverontreiniging van water en land behoort echter tot de typische gevolgen die van de instorting van een olietank zijn te verwachten (BW art. 1405).
Rechtsregel
Voor de beantwoording van de vraag hoever de aansprakelijkheid van de eigenaar gaat voor de gevolgen van de gehele of gedeeltelijke instorting van een gebouw ingevolge art. 1405, enerzijds moet worden bedacht dat de tekst van het artikel geen beperking tot bepaalde gevolgen inhoudt en dat ook de strekking van het artikel eerder voor een ruime dan voor een enge opvatting aangaande de omvang van de aansprakelijkheid van de eigenaar pleit; dat die aansprakelijkheid immers geacht moet worden zijn grond te vinden in de omstandigheid dat, indien door verzuim van onderhoud of door een gebrek in de bouwing of inrichting van een gebouw een instorting ontstaat waardoor schade aan derden wordt toegebracht, het veelal voor die derden moeilijk zo niet ondoenlijk zal zijn om degene op te sporen die voor het verzuim of het gebrek de schuld draagt; dat het artikel derhalve tot doel heeft om te voorkomen dat de benadeelden als gevolg van bedoelde moeilijkheid van schadevergoeding verstoken zouden blijven, en daarom de eigenaar aanwijst als degeen tegen wie de benadeelden in ieder geval hun desbetreffende vorderingen kunnen richten;
dat aan de andere kant het voor ons recht uitzonderlijk karakter van deze aansprakelijkheid, verbonden aan het in eigendom hebben van een bouwwerk, voor zonder schuld veroorzaakte schade grond geeft voor die aansprakelijkheid een nauwer verband tussen de schade en de gebeurtenis die daartoe de aanleiding gaf — de gehele of gedeeltelijke instorting van een gebouw — te verlangen dan bij toepassing van art. 1401 (art. 6:162 BW) kan worden geeist;
dat inachtneming van beide gezichtspunten leidt tot de conclusie dat, al kan de enge opvatting waarop het hier besproken onderdeel van het middel berust, niet worden aanvaard, niettemin de uit art. 1405 voortvloeiende aansprakelijkheid moet worden beperkt tot die vormen van schade welke als typische gevolgen van de instorting van het desbetreffende gebouw kunnen worden beschouwd en mitsdien behoren tot het normale voor een eigenaar aan een dergelijke gebeurtenis verbonden risico;