L8: Verkrijging en verlies door verjaring Flashcards
(40 cards)
Wat is verjaring?
Verjaring is een wijze waarop door verloop van een bepaalde tijd rechten kunnen worden verkregen, maar ook kunnen tenietgaan.
Wat is verkrijgende of acquisitieve verjaring?
Verjaring is een wijze waarop door verloop van een bepaalde tijd rechten kunnen worden verkregen
Wat is bevrijdende of extinctieve verjaring?
Verjaring is een wijze waarop door verloop van een bepaalde tijd rechten kunnen tenietgaan.
Waar is de verkrijgende verjaring geregeld?
Waar is de extinctieve verjaring geregeld?
De verkrijgende verjaring vinden we geregeld in Boek 3 titel 4 afdeling 3
de extinctieve verjaring in Boek 3 titel 11.
De regeling van de acquisitieve verjaring vinden we in…?
afdeling 3, titel 4 van Boek 3.
De acquisitieve ofwel de verkrijgende verjaring is één van de wijzen van originaire verkrijging van goederen
Welke goederen kunnen door verjaring worden verkregen?
Alle goederen kunnen door verjaring worden verkregen.
Is er een uitzondering op de regel dat alle goederen door verjaring kunnen worden verkregen?
artikel 3:99, tweede lid
uitzondering voor de aldaar vermelde roerende zaken, bv cultuurbezit
Noem de vereisten voor artikel 3:99?
1 Men moet bezit hebben
2 Men moet bezitter te goeder trouw zijn
3 Men moet het bezit van een goed hebben gedurende een bepaald aantal jaren
4 Er moet sprake zijn van een onafgebroken bezit
Wat betekent “ Men moet bezit hebben”?
Degene die door verjaring een goed wil verkrijgen, moet bezitter zijn van dat goed
Wat betekent: ‘ Men moet bezitter te goeder trouw zijn’?
De bezitter meent en mocht menen dat hij rechthebbende is.
Wat betekent: ‘ Men moet het bezit van een goed hebben gedurende een bepaald aantal jaren’?
De verjaringstermijn voor roerende zaken niet-registergoederen en rechten aan toonder of order bedraagt drie jaren.
De verjaringstermijn voor overige goederen bedraagt tien jaren.
Bij deze laatste categorie goederen kunnen we bijvoorbeeld denken aan registergoederen, auteursrechten, vorderingsrechten en rechten op aandelen op naam.
Wat betekent :’ Er moet sprake zijn van een onafgebroken bezit’?
Samengevat: is men gedurende het vereiste aantal jaren (drie of tien) onafgebroken bezitter te goeder trouw geweest van een goed, dan wordt men rechthebbende van dat goed door verjaring.
Wanneer begint de verjaringstermijn te werken?
artikel 3:101
De termijn begint te lopen met de aanvang van de dag, volgende op die waarop het bezit is verkregen.
Voorbeeld:
Bart heeft het huis van zijn vader door overdracht verkregen op 16 maart 2000. Bart weet echter niet en kan ook niet weten dat hij het huis verkreeg op grond van een nietige titel, zodat hij geen eigenaar is geworden van het huis. Bart is wel bezitter te goeder trouw. De verjaring begint nu te lopen vanaf 17 maart 2000, namelijk de dag nadat hij het bezit verkreeg en dat is op 16 maart 2000. Bart zal nu gedurende tien jaren onafgebroken het bezit van het huis moeten hebben om na verloop van die termijn alsnog eigenaar van het huis te worden.
Kan de tijd van de voorganger in het bezit meetellen?
Bij de berekening van de termijnen als bedoeld in artikel 3:99 mag onder omstandigheden het gedeelte van de verjaringstermijn dat reeds verstreek ten gunste van de voorganger in het bezit, worden opgeteld bij de eigen bezitstijd.
Geldt dat de tijd van de voorganger in bezit in omstandigheden kan meetellen voor de algemene of bijzondere titel?
Dit geldt zowel voor het geval dat sprake is van opvolging onder algemene titel (bijv. vererving) als voor het geval dat sprake is van opvolging onder bijzondere titel (art. 3:102).
Wat is de saisine-regel?
Is opgevolgd onder algemene titel en is de voorganger-bezitter als bezitter te goeder trouw bezig geweest door verjaring een recht te verkrijgen, dan is de verkrijger altijd aan te merken als te goeder trouw, omdat hij de persoon van de voorganger vermogensrechtelijk ‘voortzet’ . Of de opvolger onder algemene titel werkelijk te goeder trouw is of niet, speelt geen rol.
Wat is de situatie bij opvolging onder bijzondere titel?
Is opgevolgd onder bijzondere titel, dan moet in elk concreet geval bekeken worden of ook de verkrijger te goeder trouw is. Is de verkrijger onder bijzondere titel te goeder trouw, dan kan hij de tijd die zijn voorganger bezig was door verjaring een recht te verkrijgen, optellen bij de tijd die hij zelf nodig heeft om door verjaring dat recht te verkrijgen.
Is de verkrijger niet te goeder trouw, dan kan van optelling van de bezitstijd geen sprake zijn. Sterker nog, in dat geval gaat er bij de verkrijger ook geen nieuwe verjaringstermijn lopen; hij kan dat recht immers niet door verjaring ex artikel 3:99
verkrijgen, daar niet is voldaan aan het voor verjaring gestelde vereiste van de goede trouw.
Voorbeelden opvolging bij verjaring?
- Anton is bezitter te goeder trouw van een stuk grond waarvan iemand anders rechthebbende is. Als Anton het stuk grond vier jaar in bezit heeft gehad, verkoopt en levert hij de grond aan Bernard, die weet dat de grond niet aan Anton toebehoort en daardoor dus niet te goeder trouw is. Als Bernard de grond zes jaar in bezit heeft gehad, is hij geen eigenaar geworden door verjaring omdat hij niet te goeder trouw is.
- Cees is bezitter te goeder trouw van een stuk grond waarvan iemand anders rechthebbende is. Als Cees de grond vier jaar in bezit heeft gehad verkoopt en levert hij de grond aan Frits, die niet weet en ook niet kan weten dat Cees geen rechthebbende is van de grond. Frits is dus te goeder trouw. Als Frits de grond zes jaar in bezit heeft gehad, is hij door verjaring eigenaar geworden. Hij kan de periode van bezit van Cees (vier jaren) bij zijn eigen periode (zes jaren) optellen.
- Hermien is bezitter te goeder trouw van een stuk grond waarvan iemand anders rechthebbende is. Na vier jaren overlijdt Hermien. Bertha is enig erfgenaam van Hermien. Zij verkrijgt door vererving (opvolging onder algemene titel) het bezit van de grond. Als Bertha de grond zes jaren in bezit heeft gehad, is zij door verjaring eigenaar geworden van de grond. Zij kan de periode van bezit van Hermien (vier jaren) bij haar eigen periode van bezit (zes jaren) optellen. U moet bedenken dat Bertha de eigendom van het stuk grond na die zes jaren verkrijgt ongeacht of zij zelf te goeder trouw is.
Wat is de functie van de verkrijgende verjaring?
In de eerste plaats is de verjaring een instituut dat bestaat in het belang van de maatschappelijke orde. Een feitelijke toestand wordt na verloop van tijd tot een rechtstoestand
Daarnaast heeft de verkrijgende verjaring nog een tweede functie, en wel het mogelijk maken van het bewijs dat men rechthebbende is.
Wat is extinctieve of bevrijdende verjaring?
door verjaring rechten kan verliezen.
Deze wijze van verjaring wordt behandeld in titel 11 van Boek 3 over rechtsvorderingen.
Artikel 3:306 bepaalt: ‘Indien de wet niet anders bepaalt, verjaart een rechtsvordering door verloop van twintig jaren’ (zie voor afwijkende termijnen de artt. 3:307-312).
Wat betekent het dat een rechtsvordering verjaart?
door enkel tijdsverloop een rechtsvordering tenietgaat.
Wat is ‘Sterke werking’ van extinctieve verjaring?
Sterke werking betekent dat ook het recht aan de rechtsvordering verbonden met de verjaring van deze laatste teniet gaat.
Wat is Zwakke werking?
De extinctieve verjaring heeft slechts zwakke werking. Dat wil zeggen dat door verloop van de verjaringstermijn alleen de rechtsvordering tenietgaat, maar het recht waaraan de actie verbonden was, blijft bestaan. Voor het voorbeeld van de koopovereenkomst betekent dit dat de rechtsvordering tot betaling van de koopprijs door verjaring weliswaar tenietgaat en dus het recht in rechte niet meer kan worden geëffectueerd, maar dat het (materiële) recht op de koopprijs blijft bestaan. Dit noemen we, zoals reeds gezegd, de zwakke werking van de verjaring.
Wat is een natuurlijke verbintenis?
Wat er overblijft na het verjaren van de rechtsvordering noemen we een natuurlijke verbintenis.
Voorbeeld:
Alfred is eigenaar van een antieke klok. Deze klok wordt gestolen door Berend. Alfred kan nu gedurende twintig jaren de klok revindiceren van Berend. Is die termijn verstreken dan kan Alfred de klok niet meer in rechte terugvorderen van Berend, dan kan hij geen revindicatievordering meer instellen. Daarmee zou nog niet gezegd zijn dat Alfred geen eigenaar meer is van de klok, ware het niet dat Berend een beroep kan doen op artikel 3:105