Lecture 2: drivers of human behavior Flashcards

1
Q

Wat is het verschil tussen Theory X en Theory Y?

A

Theory X = mensen vermijden werk zodra het kan en moeten daarom gecontroleerd en gestuurd worden om productief te zijn. Ze hebben weinig ambitie en zoeken vooral zekerheid.
= Mechanistic / coercive MCS

Theory Y = mensen zien werken als een natuurlijke bezigheid en willen verantwoordelijkheid nemen en willen autonomie. Vaak wordt creativiteit in organisaties onderbenut. Ook non-monetary rewards geven.
= Enabling MCS.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat stelt het economic model?

A

Mensen zijn rationeel to maximize their (subjective) utility en ze berekenen hoeveel moeite ze moeten doen (tijd/intensiviteit) voor het geld dat ze verdienen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke 2 problemen ontstaan bij de agency theory?

A
  1. Information assymetry = agent weet meer dan de principal.
  2. Moral hazard = agent kan informatie manipuleren voor eigen voordeel.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welk risico nemen principal & agent?

A

Principal (investeerders) = risk neutral, omdat zij meerdere aandelen in hun portefeuille hebben.

Agent = risk averse, willen zoveel mogelijk wealth voor zo min mogelijk risico.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke 2 controls kan je toepassen op het agency probleem?

A
  • Monitoring: beperken van opportunistisch gedrag.
  • Incentive contracting: beloningen koppelen aan prestaties voor goal congruence.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Leg 3 kritieken op de agency theory uit.

A
  • Foute assumptions: mensen zijn niet altijd rationeel en handelen niet altijd met self-interest.
  • Kijkt niet naar ethical behavior, zoals earnings management.
  • Economic models zijn vaak self-fulfilling prophecies: het legt niet langer iets uit, maar het wordt voorspelbaar.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Leg de 3 concepten van het psychological model uit.

A
  • Cognitive limits: mensen begrijpen niet volledig de context waarin ze werken door andere manieren van interpretaties.
    = niet alle informatie, dus niet rationeel kunnen werken.
  • Conative drives: hoe moet de wereld zijn (beliefs; loyaliteit moet worden beloond) en hoe willen we dat die is (desires; creatieve vrijheid)?
  • Capability: hoe meer vertrouwen in iemands’ kwaliteiten, hoe beter de prestaties.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Leg de combinatie van de 3 psychological concepten voor een effectief MCS uit.

A

Een effectief MCS begrijpt cognitive limits (zorgt voor trainingen), concative drives (doelen die aansluiten bij werknemerswaarden) en versterkt capability (cultuur van ondersteuning).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Leg Maslows’ piramide uit en wat economen daar niet aan begrijpen.

A

Menselijke behoeften kennen een hiërarchie. Van fysieke behoeften (eten en drinken) tot self-actualization needs (beste versie van jezelf willen zijn). Economen begrijpen bovenin de piramide niet, omdat economen enkel naar max. utility in de vorm van geld kijken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Leg het motivation/reward concept van de self-determination theory uit.

A
  • Extrinsic: buitenaf, vaak korte termijn. Zoals salaris, promotie.
  • Intrinsic: vaak lange termijn. Zoals voldoening, onderdeel uitmaken van decision making, competence development (ergens een master in worden), persoonlijke aandacht, basis financiële inkomsten.

Beiden balanceren d.m.v. bottom-up control (werknemers bij besluitvorming betrekken) & enabling control systems.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Leg het crowding-out concept van de self-determination theory uit.

A

Te veel externe beloningen verminderen intrinsieke motivatie,

  • Als ze als manipulatief worden ervaren.
  • Het overbodig vinden (impaired self-esteem: eigenwaarde geschaad, alsof je eigen motivatie niet voldoende is).
  • Ze zich gecontroleerd voelen (impaired self-determination: controle beperkt autonomie, dus beperkt motivatie).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Leg het crowding-in concept van de self-determination theory uit.

A

Een goed afgestemde externe beloning kan intrinsieke motivatie juist versterken.

  • Bonus gekoppeld aan betekenisvol werk.
  • Onverwachte bonus, niet gekoppeld aan een prestatie.
  • Collectieve bonus.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Noem 5 ideeën om voor intrinsieke motivatie te zorgen.

A
  • Autonomie in taakuitvoering.
  • Gevoel dat je competenties ontwikkelt.
  • Relatedness; erkenning en waardering.
  • Interessante werkopdrachten.
  • Betrokken bij decision making.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Noem 3 punten van kritiek op de self-determination theory.

A
  • Extrensic rewards kunnen ook onzichtbare negatieve effecten hebben: rewarding A, while hoping for B.
  • Theorie uitgevoerd met US Psychology 101 studenten, die niet representatief zijn in andere culturen.
  • Kijkt niet naar de impact van grote sommen geld, wat de impact van extrinsic motivation kan veranderen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Leg de 3 concepten van het sociological model uit.

A
  • Culture: in culturen reageren mensen anders op elkaar in een groep.
  • Imitative behavior: mensen spiegelen zich aan anderen.
  • (Informal) power in en tussen groepen, zoals afdelingen. Leiderschapsstijl bepalend.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Leg kritiek van Boltanski & Chiapello op het sociological model uit.

A

Groepen accepteren controle alleen als die eerlijk voelt. Zonder rechtvaardigheid ontstaat weerstand en verliezen werknemers motivatie binnen het kapitalistische systeem.

17
Q

Leg kritiek van Foucault op het sociological model uit.

A

Surveillance dwingt groepsconformiteit af. Het Panopticon-effect zorgt ervoor dat werknemers zich gedragen alsof ze continu worden geobserveerd, wat autonomie en innovatie onderdrukt.

18
Q

Leg kritiek van Deuleuze op het sociological model uit.

A

Digitale controle stuurt groepsgedrag onzichtbaar. Werknemers lijken autonomie te hebben, maar worden gestuurd door algoritmes.