Les 17 Flashcards
(36 cards)
危ない ( あぶない)
gevaarlijk i-A
お風呂に入る ( おふろに はいる)
een bad nemen I, intr.
失くす ( なくす)
verliezen, kwijtraken I, tr
払う ( はらう)
betalen I, tr.
返す ( かえす)
teruggeven I, tr
脱ぐ ( ぬぐ)
uittrekken I, tr.
持って行く ( もっていく)
meenemen I, tr.
薬を飲む ( くすりを のむ)
medicijnen innemen I, tr.
覚える ( おぼえる)
onthouden II, tr
忘れる ( わすれる)
vergeten II, tr
出かける ( でかける)
de deur uitgaan, erop uitgaan II, tr
残業する ( ざんぎょうする)
overwerken, overuren maken III, intr
出張する ( しゅっちょうする)
op zakenreis gaan III, intr
持って来る ( もってくる)
meebrengen III, tr
心配する ( しんぱいする)
zich zorgen maken III, tr
大切な ( たいせつな)
belangrijk, dierbaar na-A
大丈夫な ( だいじょうぶな)
in orde, oké, geen probleem na-A
禁煙 ( きんえん)
verboden te roken
保険証 ( ほけんしょう)
verzekeringsbewijs
健康保険証 ( けんこうほけんしょう)
verzekeringsbewijs van gezondheidsverzekering,
zorgpas
熱 ( ねつ)
hitte, koorts
病気 ( びょうき)
ziekte
薬 ( くすり)
medicijn
[お]風呂 ( [お]ふろ)
bad