Les 39 Flashcards
(48 cards)
硬い ( かたい)
hard i-A
軟らかい ( やわらかい)
zacht i-A
汚い ( きたない)
vies i-A
恥ずかしい ( はずかしい)
gênant i-A
通る ( とおる)
doorkruisen, passeren I, intr.
道を通る ( みちをとおる)
een straat doorkruisen I, intr.
死ぬ ( しぬ)
sterven I, intr
太る ( ふとる)
aankomen (gewicht) I, intr
ぶつかる
botsen I, intr.
合う ( あう)
passen (bij) I, intr
答える ( こたえる)
antwoorden, beantwoorden II, intr.
質問に答える ( しつもんにこたえる)
een vraag beantwoorden II, intr
ビルが倒れる ( ビルがたおれる)
een gebouw valt om II, intr
痩せる ( やせる)
afvallen (gewicht) II, intr
びっくりする
schrikken, verbaasd zijn III, intr.
がっかりする
teleurgesteld zijn III, intr
安心する ( あんしんする)
opgelucht zijn III, intr
離婚する ( りこんする)
scheiden III, intr
西洋化する ( せいようかする)
verwesteren III, intr
操作する ( そうさする)
besturen III, tr
複雑 ( ふくざつ)
ingewikkeld na-A
邪魔 ( じゃま)
in de weg staan/lopen na-A
伝統的 ( でんとうてき)
traditioneel na-A
首相 ( しゅしょう)
premier