Les 29

Question 1

開く ( あく)

Answer 1

opengaan I, intr

Question 2

ドアが開く ( ドアがあく)

Answer 2

de deur gaat open I, intr

Question 3

閉まる ( しまる)

Answer 3

dichtgaan I, intr

Question 4

ドアが閉まる ( ドアがしまる)

Answer 4

de deur gaat dicht I, intr.

Question 5

つく

Answer 5

aangaan I, intr.

Question 6

電気がつく ( でんきがつく)

Answer 6

het licht gaat aan I, intr.

Question 7

付く ( つく)

Answer 7

eraan vast komen I, intr.

Question 8

ポケットが付く ( ポケットがつく)

Answer 8

er komen zakken op te zitten I, intr

Question 9

止まる ( とまる)

Answer 9

stilstaan, geparkeerd worden I, intr

Question 10

車が止まる ( くるまがとまる)

Answer 10

de auto komt tot stilstand I, intr.

Question 11

鍵が掛かる ( かぎがかかる)

Answer 11

op slot gaan zitten I, intr.

Question 12

落とす ( おとす)

Answer 12

laten vallen kwijtraken I, tr

Question 13

拭く ( ふく)

Answer 13

schoonvegen I, tr.

Question 14

指す ( さす)

Answer 14

wijzen I, tr.

Question 15

消える ( きえる)

Answer 15

uitgaan II, intr.

Question 16

電気が消える ( でんきがきえる)

Answer 16

het licht gaat uit II, intr

Question 17

割れる ( われる)

Answer 17

breken (intr.) II, intr

Question 18

コップが割れる ( コップがわれる)

Answer 18

het glas breekt II, intr

Question 19

折れる ( おれる)

Answer 19

breken (intr.) II, intr

Question 20

枝が折れる ( えだがおれる)

Answer 20

de tak breekt (af) II, intr

Question 21

破れる ( やぶれる)

Answer 21

scheuren (intr.) II, intr

Question 22

紙が破れる ( かみがやぶれる)

Answer 22

het papier scheurt II, intr.

Question 23

汚れる ( よごれる)

Answer 23

vies worden II, intr

Question 24

服が汚れる ( ふくがよごれる)

Answer 24

de kleding wordt vies II, intr

Question 25

外れる ( はずれる)

Answer 25

losraken II, intr.

Question 26

ボタンが外れる ( ボタンがはずれる)

Answer 26

de knoop raakt los II, intr

Question 27

倒れる ( たおれる)

Answer 27

omvallen II, intr

Question 28

燃える ( もえる)

Answer 28

branden II, intr.

Question 29

間違える ( まちがえる)

Answer 29

zich vergissen, een fout maken II, tr

Question 30

取り替える ( とりかえる)

Answer 30

vervangen II, tr

Question 31

片づける ( かたづける)

Answer 31

opruimen II, tr

Question 32

[お]皿 ( [お]さら)

Answer 32

bord, kom, servies

Question 33

[お]茶碗 ( [お]ちゃわん)

Answer 33

kom

Question 34

カップ

Answer 34

een glas

Question 35

ガラス

Answer 35

glas (materiaal)

Question 36

袋 ( ふくろ)

Answer 36

zak

Question 37

書類 ( しょるい)

Answer 37

formulier, document

Question 38

枝 ( えだ)

Answer 38

tak, twijg

Question 39

駅員 ( えきいん)

Answer 39

stationsmedewerker

Question 40

交番 ( こうばん)

Answer 40

kleine politiepost

Question 41

スピーチ

Answer 41

speech, toespraak

Question 42

スピーチをする

Answer 42

een speech houden

Question 43

返事 ( へんじ)

Answer 43

antwoord, reactie

Question 44

お先にどうぞ。 ( おさきにどうぞ。)

Answer 44

Gaat u voor

Question 45

忘れ物 ( わすれもの)

Answer 45

gevonden voorwerp

Question 46

このくらい

Answer 46

in deze mate, zo lang, zo groot etc

Question 47

～側 ( ～がわ)

Answer 47

de kant van ~

Question 48

～辺 ( ～へん)

Answer 48

in de buurt van ~

Question 49

覚えていません。( おぼえていません)

Answer 49

Ik weet het niet meer.

Question 50

網棚 ( あみだな)

Answer 50

bagagerek in een trein

Question 51

確か、… ( たしか、…)

Answer 51

volgens mij…

Question 52

よかった。

Answer 52

Gelukkig!

Question 53

地震 ( じしん)

Answer 53

aardbeving

Question 54

壁 ( かべ)

Answer 54

muur

Question 55

針 ( はり)

Answer 55

naald, wijzer van een klok

Question 56

駅前 ( えきまえ)

Answer 56

voor het station

Question 57

～の方 ( ～のほう)

Answer 57

in de richting van ~

Question 58

レポーター

Answer 58

verslaggever

Question 59

壊れる ( こわれる)

Answer 59

kapot gaan II, intr

Question 60

椅子が壊れる ( いすがこわれる)

Answer 60

de stoel gaat kapot II, intr

Question 61

返事をする ( へんじをする)

Answer 61

antwoorden, reageren III, tr.

Question 62

源氏物語 ( げんじものがたり)

Answer 62

Het verhaal van Genji, naam van een roman geschreven door Murasaki Shikibu tijdens de Heian periode

Question 63

新宿 ( しんじゅく)

Answer 63

Shinjuku, naam van een station en wijk in Tokio