Les 2 Flashcards

(94 cards)

1
Q

de unitaire staat

A

l’Etat unitaire

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

de deelstaat

A

l’entité fédérée

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

de grondwetsherziening

A

la révision de la constitution

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

de grondwetshervorming

A

la réforme constitutionnelle

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

de staatshervorming

A

la réforme de l’Etat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

het separatisme

A

le séparatisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

de constitutieve autonomie

A

l’autonomie constitutive

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

de onafhankelijkheid

A

l’indépendance

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

het taalgebied

A

la région linguistique

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

de Gewesten

A

les Régions

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

het waals gewest

A

la Région wallonne

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

het Vlaams Gewest

A

la Région flamande

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

A

la Région de Bruxelles-capitale

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

de gemeenschappen

A

les communautés

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

de vlaamse gemeenschap

A

la communauté flamande

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

de franse gemeenschap

A

la communauté française

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

de duitstalige gemeenschap

A

la communauté germanophone

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

de Franse Gemeenschapscommissie

A

la commission communautaire française

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

de Vlaamse Gemeenschapscommissie

A

la commission communautaire flamande

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

de Gemeenschappelijke
gemeenschapscommissie

A

la commission communautaire commune

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

de provincie

A

la province

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

de gemeente

A

la commune

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

de gemeenteraad

A

le conseil communal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

de burgemeester

A

le bourgmestre

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
de schepenen
les échevins
26
de gouverneur
le gouverneur
27
de bevoegheden
les compétences
28
tot de bevoegheid behoren van
être de la compétence de
29
bevoegd zijn voor
être compétent pour
30
de exclusieve bevoegheden
les compétences exclusives
31
de parallelle bevoegheden
les compétences parallèles
32
de overdracht van bevoegheden
le transfert de compétences
33
de federale bevoegheden
les compétences fédérales
34
het leger
l'armée
35
de justicie
la justice
36
de sociale zekerheid
la sécurité sociale
37
de buitenlandse zaken
les affaires étrangères
38
de binnenlandse zaken
les affaires intérieures
39
de gemeenschapsbevoegheden
les compétences communautaires
40
de cultuur
la culture
41
het onderwijs
l'enseignement
42
het taalgebruik
l'emploi des langues
43
de persoonsgebonden aangelegenheden
les matières personnalisables
44
het gezondheidsbeleid
la politique de la santé
45
de bijstand aan personen
l'aide aux personnes
46
de jeugdbescherming
la protection de la jeunesse
47
de sociale bijstand
l'aide sociale
48
Kind & Gezin
Office nationale de l'enfance
49
de gewestbevoegheden
les compétences régionales
50
de economie
l'économie
51
de werkgelegenheid
l'emploi
52
de landbouw
l'agriculture
53
de huisvesting
le logement
54
het leefmilieu en het waterbeleid
l'environnement et la politique de l'eau
55
de energie
l'énergie
56
het vervoer
le transport
57
de ruimtelijke ordening en stedenbouw
l’aménagement du territoire et l’urbanisme
58
het toezicht over de provincies en de gemeenten
la tutelle sur les provinces et les communes
59
de openbare werken
les travaux publics
60
het wetenschappelijk onderzoek
la recherche scientifique
61
de internationale betrekkingen
les relations internationales
62
het territorialitesbeginsel
le principe de territorialité
63
het belangenconflict
le conflit d'intérêts
64
de alarmbel
la sonnette d'alarme
65
het samenwerkingsakkoord
l'accord de coopération
66
het overlegcomité
le comité de concertation
67
de federale loyauteit
la loyauté fédérale
68
de taalgrens
la frontière linguistique
69
de taalfaciliteiten
les facilités linguistiques
70
tweetalig
bilingue
71
de begroting
le budget
72
het begrotingsevenwicht
l'équilibre budgétaire
73
het begrotingstekort
le déficit budgétaire
74
de overheidsschuld
la dette publique
75
de verkiezingen
les élections
76
het stemrecht
le droit de vote
77
de oproeping van de kiezers
la convocation des électeurs
78
verkiezen
élire
79
verkozen worden
être élu
80
de vervroegde verkizeingen
les élections anticipées
81
de kiezer
l'électeur
82
de verkiesbaarheidsvoorwaarden
les conditions d'éligibilité
83
de onvereningbaarheid
l'incompatibilité
84
de stemmingen
les suffrages
85
de kiesdrempel
le seuil électoral
86
de kiezerslijst
la liste électorale
87
het kiescollege
le collège électoral
88
de kieskring
la circonscription électorale
89
het stembureau
le bureau de vote
90
de effectieve kandidaat
le candidat effectif
91
de kandidaat-opvolger
le candidat suppléant
92
de evenredige vertegenwoordiging
la représentation proportionnelle
93
de onthouding
l'abstention
94
het stemhok
l'isoloir