Les 3 - het dyslexiedebat Flashcards

(27 cards)

1
Q

Zwak lezen of ‘leer’-stoornis?

A
  • Problemen doen zich pas voor in en tijdens leerproces zelf
  • Probleem in verwerven of aanleren (niet zwak lezen op zich)
  • Probleem is hardnekkig of resistent
  • Oplossing is “Response to Instruction” modellen: meten van het leerproces via herhaalde metingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Discrepantiecriterium

A
  • Oorspronkelijk was laag IQ uitsluitingscriterium
  • Door begrip ‘onderpresteren’ (Burt, 1950) groter belang van IQ
  • Operationalisering: verschilscore ts IQ en leesvaardigheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Rol van intelligentie

A
  • Oorzaak van dyslexie niet te vinden in hogere cognitieve
  • Aanzienlijk deel van zwakke lezers heeft ‘bredere’ problemen
  • Specificiteitsparadox
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Specificiteitsparadox

A
  • Volstrekt dyslexie-specifieke oorzaak is evolutionair onmogelijk
  • Anderzijds ligt oorzaak ook niet in algemene cognitie (IQ)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

intergenerationele multiple deficit model - Op elk verklaringsniveau factoren die risico vergroten (risicofactoren) of verkleinen (beschermende factoren)

A
  • Eén eigenschap kan risico of beschermende rol aannemen
  • Geen enkele factor is op zichzelf voldoende of noodzakelijk
  • Probabilistische factoren (niet deterministisch)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Intergenerationele multiple deficit model

A

= de verklaringsniveaus
- Op elk verklaringsniveau factoren die risico vergroten (risicofactoren) of verkleinen (beschermende factoren)
- Op elk niveau zijn sommige factoren redelijk specifiek, sommige worden gedeeld met andere stoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Dutch Dyslexia Programme:

A
  • 250 kinderen gevolgd vanaf leeftijd 2 maanden; 2/3 had familiair risico
  • Na 2 jaar leesonderwijs: niet-risicogroep 3% dyslexie, risicogroep 30% dyslexie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Indicatoren (predictoren) van dyslexie - babytijd

A
  • kleine verschillen in auditieve en visuele breinreacties, maar zegt weinig op individueel niveau
  • Risicogroep die later dyslexie zou ontwikkelen had op 1,5 jaar kleiner en langzamer groeiende woordenschat (geen verschil tussen andere groepen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Indicatoren (predictoren) van dyslexie - taalontwikkeling

A
  • Bredere taalontwikkeling: trapsgewijs patroon: risico+dyslexie zwakste, risico+geen dyslexie middelmatig, controlegroep sterkst
  • Letterkennis, snelbenoemen en foneemanalyse op kleuterleeftijd: zelfde trapsgewijs patroon
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Indicatoren (predictoren) van dyslexie - 2de en 3de leerjaar

A

risico+dyslexiegroep grote achterstand op lezen, spellen, fonologische bewustzijn en snelbenoemen; trapsgewijs patroon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

MRI-onderzoek - eerste dimensie

A

= structuur vs. functie
- Hersenstructuur: hoge resolutiefoto v/d hersenen

  • Hersenfunctie (fMRI): film v/d hersenen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

MRI - onderzoek - Tweede dimensie

A

= lokaal vs. connectiviteit
- Lokale metingen: kenmerken onderzoeken van geïsoleerde regio’s

  • Connectiviteitsmetingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Het neurale leesnetwerk - regio’s actief

A
  • 3 regio’s actief
    1. Inferieure frontale cortex (IF): is deel van Broca (zogenaamde motorisch spraak centrum)
  1. Temporo-pariëtale cortex (TP) + achterste deel gyrus temporalis superior, gyrus angularis, gyrus supramarginalis, en inferieure pariëtale lob – grafeem-foneemkoppeling
  2. Occipito-temporale cortex (OT) met visual word form area (VWFA)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Neurofunctionele basis van dyslexie

A
  • Minder activatie bij dyslectici in linker OT en linker TP
  • Hogere activatie bij sommige dyslectici in rechter achterste delen en in bilaterale IF (minder consistent)
  • Sommige verschillen zijn reeds vroeg aanwezig, andere veranderen in de ontwikkeling
  • Volwassen dyslectici vertonen verminderde connectiviteit tussen inferieur pariëtaal gebied en OT en IF
  • Samenwerking tussen linker en rechter hemisferen verloopt niet optimaal bij dyslectici
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

dyslexie ‘definitie’

A

Dyslexie is een stoornis die erfelijk is en aanleiding geeft tot afwijkende hersenfuncties die op hun beurt leiden tot ernstige problemen bij het leren lezen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Response to intervention

A
  • groepsinterventie
  • verlengde instructie
  • intensieve individuele instructie
16
Q

dyslexie geslachtsgebonden?

A

niet gebonden aan X-chromosoom, wel geslachtsgebonden penetrantie
komt vaker voor bij jongens dan meisjes

17
Q

genetische homogeniteit

A

= Binnen een stoornis (bv. dyslexie) zijn de verschillende aspecten ervan (bv. woordherkenning en pseudowoorden) genetisch sterk gecorreleerd

18
Q

genetische co-morbiditeit

A

= Genen die ene stoornis veroorzaken, zijn ook in belangrijke mate verantwoordelijk voor andere stoornissen (dyslexie, dyscalculie en taalstoornis)

20
Q

Risicogroep die later dyslexie zou ontwikkelen

A

= op 1,5 jaar kleiner en langzamer groeiende woordenschat (geen verschil tussen andere groepen)

21
Q

hersenen in kaart: lokaal x structureel

22
Q

hersenen in kaart: lokaal x functioneel

23
Q

hersenen in kaart: connectiviteit x structureel

A

= diffusie MRI, dMRI

24
25
ectopia’s
atypische positionering van neuronen
26