les 4 Flashcards

(108 cards)

1
Q

noot

A

A: platte c-hand (enkel wijsvinger + duim)

wijsvinger aan mondhoek zetten

C: kastanje,…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

kiwi

A

P: kuiphand
A: vuisthand met gestrekte duim

géén touch

! plat eindigen met handpalm naar boven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

aardbei

A

P: vlakke hand (dwars voor lichaam)
A: grijphand

touch: hand en mond
“aardbei in slagroom doppen”p

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

pruim

A

A: platte C-hand

lichte touch
2x kort voorwaarts bewegen naar grijphand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

ananas

A

A en P: licht gebogen met aaneengesloten vingers

touch
A over knokkels P wrijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

druif

A

P: vlakke hand (dwars voor je)
A: c-hand met gespreide vingers naar grijphand (duim naar je toe)

touch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

kers

A

A: pincetgreep

lichte touch
oorschelp volgen

“kers achter oor hangen”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

fruit

A

A: gestrekte wijsvinger

lichte touch
gekruist beginnen
tot einde mond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

bloemkool

A

bloem + kool

kool: C-handen met gespreide vingers naar elkaar toe bewegen

géén touch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

sla

A

A en P: gestrekte wijs- en middenvingers

vingers blijven horizontaal
(zoals groenten maar dan met 2 vingers)

C: slaatje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

appelmoes

A

1) appel
2) moes/mousse: A: A-hand

2) ook bij bv. chocomousse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

boontjes

A

P: gestrekte wijsvinger dwars voor lichaam
A: platte C-hand van wijsvinger en duim, naar pincetgreep

touch van einde naar begin P vinger
lettergrepen

klein boogje boven vinger maken
van open naar toe met A-hand/vingers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

erwt

A

A en P: gestrekte wijsvingers

P richting middellijn

touch
enkele keren tegen vingertopje P
beweging in vingerkootje van A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wortel

A

A en P: gestrekte wijsvingers (schuin naar elkaar)

touch
lettergrepen

over hele vinger “schrapen”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

prei

A

P: O-hand
A: O-hand naar C-hand

lichtjes schuin omhoog bewegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

selder

A

A en P: platte C-handen, enkel gevormd door wijsvinger + duim naar pincetgreep

lettergrepen
2x snel open/toe
plukkende beweging
einde: boven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

ui

A

1) aardappel (1x beweging)
2) verdriet (1x beweging)

vuist 1 blijft staan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

bloem (meel)

A

A: C-hand (begin)

opwaartse strooibeweging
meer naast je doen dan bij bv. zand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

peper

A

A: C-hand

2x “schudden” (niet kappen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

trui

A

A en P: vuisthanden met gestrekte duim (naar elkaar toe)

touch
van borst tot taille

C: T-shirt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

pantoffel

A

P: vlakke hand
A: C-hand

A schuift over P tot pols
touch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

bril

A

A: C-hand (enkel wijsvinger + duim)

tegen oogkas zetten
of bril vastnemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

baard

A

A: C-hand naar grijphand

touch wangen

baard langer maken bij bv. sint

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

dom

A

A: A-hand

boven wenkbrauw zetten (plaats van “leren”)
hoofd beetje schuin houden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
maan
A: C-hand (enkel wijsvinger + duim) naar pincetgreep handpalm blijft naar voor gericht (niet kantelen) van dominante zijde naar middellijn start: wijsvinger meer naar voor wijzen niet te hoog doen
26
ijs
A en P: klauwhanden voorwaarts bewegen
27
appartement
P: vlakke hand (rechtopstaand en handpalm naar middellijn) A: geknikte hand (zoals muur) touch lettergrepen einde aan vingertoppen
28
hoorapparaat
A: platte C-hand (enkel wijsvinger + duim) lichte touch oorschelp volgen ! zoals kers maar dan platte C-hand ipv pincet
29
fototoestel
A en P: C-handen (enkel wijsvinger + duim) touch van duimen op oogkas op 1e lettergreep "klikken" C: foto
30
film
P: C-hand (houdt camera vast) A: A-hand met uitgeschoven duim (draaibeweging) P: touch C: bioscoop, camera, video (opname)
31
brief
P: vlakke hand A: vuisthand met gestrekte duim touch duim tegen mond en dan op brief plaatsen (plaats van waxzegel)
32
enveloppe
P: vlakke hand (dwars liggend) A: licht gebogen hand met aaneengesloten vingers touch van beneden naar boven en erop leggen (hand draaien) (vingers starten onderaan)
33
brievenbus
1) brief 2) A: geknikte hand met licht boogje
34
postzegel
P: vlakke hand A: gestrekte aaneengesloten wijs- en middenvinger touch van mond naar P: plakken op de plaats van de postzegel
35
post
P: vlakke hand A: vuisthand (vingers naar je toe) touch C: stempel (2x) stempelen (mv: naast elkaar zetten)
36
geld
A: pincetgreep C: rijk
37
krant
A en P: A-handen starten NIET tegen elkaar doen alsof je krant leest C: dagblad
38
doos
A en P: vlakke handen A verst van lichaam C: pak, pakket, bak, kist, brooddoos
39
lamp
A: spathand (1x) naast je schouder C: licht, luchter bv. kerstlichtjes: verschillende in boom: mag je dan meer naar voor richten bv. verkeerslichten: 3 boven elkaar
40
deken
A en P: A-handen touch tot aan schouders C: laken, dekbed
41
glijbaan
A: vlakke hand van dominante kant naar middellijn glijbaan nadoen
42
kermis
A en P: A-handen altijd 2x ! geen touch "cimbalen" C: foor (ook 2x)
43
groep
A en P: C-handen met gespreide vingers geen touch C: leefgroep, woning (als leefgroep), team, club, jeugdbeweging, kudde, vergadering, samen, kool
44
scheuren
A en P: A-handen A naar je toe en P weg A grotere beweging dan P
45
zagen
A en P: vlakke handen touch thv pols enkel A bewegen
46
bellen
A: vuisthand met gestrekte duim (duim rechtop) voorwaarts bewegen (niet te snel) C: bel, klok (mag je ook met A-hand met handbel schudden)
47
spuiten
A: spathand beneden blijven thv taille niet opwaarts bewegen, enkel openen voor bruiswater, cava,... C: spatten
48
dromen
A: vlakke hand beetje afwezig kijken boven voorhoofd kleine cirkels maken C: fantaseren
49
mengen
A en P: ontspannen handen met gespreide vingers beweging in pols naar voor draaien C: salade bv. vleessalade
50
roepen
A en P: licht gebogen handen met aaneengesloten vingers (kuipjes) touch rond mond C: schreeuwen
51
betalen
P: vlakke hand A: vuisthand met gestrekte duim touch 1 beweging richting vingertoppen (nagel van duim A wijst naar pols P) C: kopen
52
breken
A en P: vuisthanden touch (begin tegen elkaar) niet tegen elkaar eindigen C: kapot tegenstelling: maken/herstellen (= werken)
53
liggen
A en P: vlakke handen (lichtjes naar beneden wijzen) geen touch bij begin
54
hangen
A: haakvinger (richting middellijn) voorwaarts bewegen met boogje ("ophangen") C: kapstok
55
plagen
A en P: V-handen voorwaarts bewegen "porren" lettergrepen C: grapje, plagerij
56
winkelen
A en P: vlakke handen A en P wisselen, naar voor draaien handpalmen naar boven niet te mechanisch doen "ruilen" C: boodschappen doen
57
juichen
A en P: vuisthanden enkele keren van schouders schuin omhoog bewegen C: winnen, kampioen
58
omkeren
A: vlakke hand (rechtop) handpalm eerst naar voor en dan naar je toe bij boek: platter en omgekeerd zoals bladzijden: van rechts naar links draaien C: omdraaien, achterkant
59
kruipen
A en P: vlakke handen "paracommando" vingertoppen schuin naar middellijn alternerend naar voor bewegen
60
vergeten
A: vlakke hand touch en weg
61
dragen
A: A-hand (naast je) opheffen zware bak: met 2 handen nemen C: zak, (boeken)tas, emmer, koffer
62
gieten
A: A-hand (beetje uitgeschoven) 1) duim rechtop 2) met boogje kantelen C: gieter, kan, water geven, uitschenken
63
nemen
A: platte C-hand naar grijphand naast je vastnemen C: oprapen, plukken
64
staan
P: vlakke hand (handpalm naar boven!!) A: V-hand touch !! onlogische tov springen, wandelen,...
65
vangen
imiteren van de beweging kan met 1, 2,.. handen, boven/onderhands,...
66
afblijven
A en P: vlakke handen touch vingertoppen A geven lichte tik op vingertoppen P P: voor je houden met vingers richting middellijn C: niet aanraken
67
gooien
imiteren van de beweging
68
ruzie maken
A en P: gestrekte wijsvingers lettergrepen geen touch vingertoppen wijzen naar elkaar C: pesten
69
vechten
A en P: vuisthanden handpalmen naar je toe alternerend bewegen boksen imiteren C: boksen
70
doen
A en P: vlakke handen touch van vingers naar pols over handrug met krachtige beweging "platte jammer"
71
uw
A: A-hand (liggend) voorwaarts bewegen naar persoon C: jouw
72
uit
P: vlakke hand (dwars voor je) A: vlakke hand naar grijphand van het midden beetje naar opzij (tegengestelde van 'in' maar dan met grijphand)
73
moe
A en P: ontspannen handen van heup naar taille omhoog bewegen en kantelen hele lichaam is moe! C: uitgeput, doodmoe
74
bij
A en P: vlakke handen (A verder weg dan P) touch A beweegt naar P vingertoppen tegen elkaar
75
dorst
A: platte C-hand (enkel wijsvinger en duim) naar pincetgreep touch enkele keren plukken aan keel
76
nieuw
P: vlakke hand (dwars voor je) A: spathand (krachtige beweging)
77
oud
A: vuisthand touch tegen kin lichtjes bibberen
78
altijd
A: gestrekte wijsvinger cirkelvormig voorwaarts bewegen met hele arm bewegen, niet enkel pols C: steeds, immer, voortdurend
79
avond
A en P: vlakke handen (elleboog omhoog) C: donker, nacht
80
morgen (volgende dag)
A: gestrekte wijsvinger (thv schouder) voorwaarts bewegen met boogje touch
81
moeilijk
A: haakvinger (richting middellijn) tegen voorhoofd starten kleine boog naar voor kantelen ! fronsen
82
dag (van de week)
A: gestrekte wijsvinger (thv P schouder) starten aan P zijde
83
tijd
P: vlakke hand A: gestrekte wijsvinger enkele keren tikken (op horloge of plaats van horloge) C: hoe laat, horloge, (te) laat, 't is tijd, uur
84
dicht
optie 1: A en P: vlakke handen (liggend) naar elkaar bewegen open starten en eindigen in touch optie 2: A en P: vlakke handen (rechtopstaand) touch C: gordijn
85
achter
A en P: vlakke handen (vingertoppen naar elkaar) handen naar je toe bewegen met boogje geen touch C: naar achter, achteraan, de achterste achteruit (rijden): ook hele lichaam mee bewegen
86
voor
A en P: vlakke handen (dwars met vingertoppen naar je toe) net geen touch handen weg van je bewegen met boogje C: naar voor, vooraan, de voorste vooruit (rijden): ook hele lichaam mee bewegen
87
plat
A en P: vlakke handen (handpalmen naar elkaar toe) touch: vingertoppen A op handpalm P P beweegt op en A beweegt neer bij samenstellingen bv. platte kaas
88
hoeveel
A: spathand rustige opwaartse beweging vragende mimiek
89
wanneer
A: w-hand touch met duim (plekje tussen borst en schouder) lettergrepen
90
welke
A: W-hand beweging in pols enkele keren
91
waarom
A en P: vlakke handen naar geknikte handen (voor je) lettergrepen 2x naar je toe trekken "geef me uitleg"
92
rolstoel
A en P: C-handen lettergrepen handen mogen kantelen over wielen
93
computer
A en P: gebogen handen met gespreide vingers typen imiteren C: typen
94
tablet
P: vlakke hand met gestrekte duim A: gespreide vingers met geplooide middenvinger (Jezusvinger) touch: naar je toe "swipen" lettergrepen C: Ipad
95
priester
A: gestrekte wijsvinger touch bij begin en einde C: pater, pastoor, broeder, bisschop
96
boer
A: Y-hand touch 2x tikken in taille met duim C: landbouwer boerderij = boer + huis
97
kabouter
A: van gebogen hand op hoofd met gespreide vingers met boogje naar vuisthand (handpalm naar boven) touch C: dwerg, smurf, Plop (beide handen)
98
clown
A: klauwhand (op neus zetten) touch C: nar
99
bakker
A en P: vuisthanden alternerend "deeg kneden" vlakke deel van vuist naar beneden om te kneden C: kneden, bakkerij, plasticine, klei
100
brandweer
A en P: O-handen (A verst weg) heen en weer bewegen (spuiten met slang) C: blussen
101
kapper
A: V-hand "schaar in nek leggen" (handpalm naar boven) enkele knipbewegingen maken C: haar knippen
102
beenhouwer
A en P: vlakke handen P plat A recht op P zetten touch lettergrepen richting vingertoppen hakken C: slager gehakt: snelle korte kapbewegingen ter plekke
103
heks
A: haakvinger touch: start op neus van neus met klein boogje naar voor bewegen
104
dier
A en P: platte C-handen paar pootjes naar voor zetten aanpassen aan soort dier C: beest
105
aap
A: geknikte hand touch enkele keren in oksel
106
olifant
A: O-hand touch starten op neus "slurf maken"
107
vlieg
P: vlakke hand met handpalm naar beneden A: vlakke hand met gestrekte duim naar A-hand touch A op P "vlieg vangen in potje en sluiten met vinger" thv pols eindigen
108
muis
P: vlakke hand met handpalm naar boven en vingers naar voor A: gespreide vingers en middenvinger geplooid met "platte jezusvinger" naar voor trippelen van pols naar vingertop