LES Anatomie & Fysiologie Hart Flashcards

1
Q

HMV waarde

A

ong. 5L per min
–> Hart en vaten passen zich aan, aan de behoefte vd weefsels.
Behoefte omhoog -> HMV omhoog –> ong. 25L/min. => distributie vh bloed veranderd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is Hartfalen?

A

= Complex van klachten en verschijnselen bij een structurele of functionele afwijking vh hart, waarbij het hart niet in staat is voldoende bloed naar de weefsels in het lichaam te pompen om aan de metabole behoeften te voldoen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Kenmerken hartfalen:

A
  • Langzaam progressieve ‘zwakte’ hart
  • Vaak secundaire aan andere aandoening
  • Hart niet meer in staat te voldoen aan behoefte lichaam
  • Compensatie
  • Verergering hartfalen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Aangrijpingspunten behandeling:

A
  • Oorspronkelijke oorzaak
  • Compensatiemechanismen afremmen –> zodat ze niet te heftig bijdragen aan het verergeren van hartfalen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hartfalen –> meestal complicatie van andere aandoening (bijv. lekkende klep of hartinfarct)

A

Door aandoening -> hartspier harder werken om aan metabole behoefte te voldoen => compensatiemechanismen ingezet -> hart harder werken.

Hartspier zwakker –> meer moeite om voldoende bloed uit te pompen per slag => Slagvolume lager dan gewenst -> om dit te voorkomen sympathicus actiever –> HF omhoog + hart gestimuleerd harder te knijpen –> SV op peil houden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Gevolg inzet compensatiemechanismen

A

HMV omhoog, maar:
vergroten ook belasting vh hart => zorgt voor langzame, progressie vh hartfalen.
=> verergering hartfalen door compensatie = vicieuze cirkel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe varieert het hart zijn output?

A

> Meer bloed toe laten of harder knijpen (contractiliteit) SLAGVOLUME
HF omhoog of omlaag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Op welke manieren geeft het lichaam de opdracht aan het hart zijn output te vergroten en verkleinen?

A

Afhankelijk van hoev. voedingsstoffen die nodig zijn om aan de metabole behoefte te voldoen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe regelt het lichaam de bloeddruk?

A

Vasoconstrictie of vasodilatatie (in arteriolen, bij eindorganen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe geeft het lichaam opdracht voor deze veranderingen? (Bloeddruk)

A

Afhankelijk vd behoefte, signaaltjes afgeven waar het naar toe moet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Perifere weerstand =

A

= weerstand in de bloedvaten
In kleine vaatbed kan weerstand het meest beïnvloed worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Formule HMV

A

HMV = Slagvolume x Hartfrequentie
= SV x Hf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hartfrequentie is onder invloed van:

A

Parasympathicus: (acetylcholine)
> ‘rest and digest’
> HMV omlaag

Sympathicus: (noradrenaline)
> ‘fight and flight’
> HMV omhoog

Circulerende hormonen
Ionen

(Parasympathicus & sympathicus werken tegelijk, maar ene moment werkt andere harder dan andere)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Autonome zenuwstelsel kan HF beïnvloeden:

A

Chronotrope effecten:
- Pos. chronotroop effect = HF omhoog
(atropine, dopamine, epinefrine)

  • Neg. chronotroop effect = HF omlaag
    ( B-blokkers, acetylcholine, CA-antagonist)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Bradycardie

A

HF < 60 bpm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Tachycardie

A

HF > 100 bpm

17
Q

Slagvolume =

A

Hoev. bloed door ventrikels uitgepompt per slag.

Hart vol? –> eind diastolische volume (120 ml)

Hart leeg? –> eind systolische volume (40 ml)

18
Q

Formule Slagvolume

A

SV = EDV - ESV

19
Q

EDV omhoog door:

A

door vasoconstrictie + venoconstrictie

20
Q

EDV omlaag door:

A

door vasodilatatie in aorta + spiercontractie omhoog (hart sterker maken)

21
Q

Linkerventrikel hypertrofie

A

= teken van hartfalen
hart heeft lang hard moeten werken

22
Q

Regeling vh slagvolume:

A
  • Preload –> EDV
  • Afterload & Contractiliteit –> ESV
23
Q

Preload =

A

= volume bloed in ventrikels aan einde diastole = EDV.
preload omhoog bij hypervolemie, hartklepafwijking, hartfalen

24
Q

Afterload =

A

= weerstand LV moet overwinnen om bloed te circuleren.
Afterload omhoog bij hypertensie, vasoconstrictie.

Verhoogde afterload = verhoogde cardiale belasting

25
Q

Preload is een maat voor …

A

Preload = maat voor veneuze terugstroom.
= lengte hartspiercel aan eind diastole (hoev. rek) = EDV

26
Q

Verhoogde afterload bij:

A

Afterload = kracht waartegen hartspier contraheert.
verhoogd bij:
> hoge perifere weerstand (bijv. forse vasoconstrictie)
> aortaklepstenose of hypertensie

27
Q

Verlaagde afterload bij:

A

> verminderde perifere weerstand (bijv. toename perifere capillairen / collateraal vorming of vasodilatatie)

28
Q

Om SV aan te passen:

A
  • Contractiliteit aanpassen –> invloed op ESV. o.i.v. sympathicus: verhoogde sympathicus activiteit & pos. inotropie.
  • Afterload -> bloed minder goed uit het lichaam –> invloed op ESV.
    moeilijk om ESV laag te krijgen door hypertensie en klepstenose.
29
Q

Frank-Starling effect

A

Als er meer bloed komt -> hart krachtiger pompen.
Hoe minder bloed erin -> makkelijker dus minder krachtig pompen.
= Frank-Starling effect.
(preload) lente verhogen = contractiekracht omhoog.
input = SV

30
Q

Als Veneuze terugstroom vergroot dan:

A

Veneuze terugstroom vergroten -> preload omhoog –> EDV omhoog

31
Q

Vergroten SV door:

A

verhoging EDV -> verhoging veneuze terugstroom.

Verlaging ESV ->
> contractiliteit omhoog = pos. inotropie
= grootste factor in verhogen SV.
> verlagen perifere weerstand = verlagen afterload.

32
Q

Waarom een bloeddruk?

A

om voort te stuwen + waarborgen weefselperfusie

33
Q

Hoe zorgen we voor voldoende bloed in de vaten?

A

HMV omhoog
perifere weerstand omhoog
meer bloed in arteriën (+ meer druk)
> verhogen bloedvolume (bijv. nieren vocht vast houden)
> verplaatsen bloed veneus naar arterieel

34
Q

Bloeddrukregulatie door:

A
  • Autonoom zenuwstelsel (verhoging sympathicus)
  • Hormonaal (RAAS)
35
Q

Bloeddruk regulatie door autonoom zenuwstelsel:

A

Verhogen sympathicus activiteit:
> verhoging contractiliteit
> verhoging HF
> vasoconstrictie / venoconstrictie -> EDV omhoog.

36
Q

Bloeddruk regulatie door hormonen:

A

RAAS:
nieren = belangrijk bij bloeddrukregulatie!
bloeddruk omlaag in vas. afferens –> angiotensine II zorgt voor retentie water + zout (via aldosteron) –> vaso- en venoconstrictie + bloedplasma volume omhoog => bloeddruk omhoog.
1) bloedvolume omhoog
2) EDV (preload) omhoog
3) perifere weerstand omhoog

Perfect mechanisme voor tijdelijk, maar niet om continue aan te staan (niet prettig voor lichaam).

37
Q

Compensatie mechanismen bij hartfalen

A

> Neurohumorale compensatiemechanismen:
- sympathicus - RAAS - vasopressine

> Binnen het hart zelf
- Frank Starling - hypertrofie