lj2 p1 3e SO woordjes 6 en 7 Flashcards
(80 cards)
1
Q
mille
A
duizend
2
Q
petere
A
zoeken, vragen
3
Q
autem
A
echter
4
Q
claudere
A
sluiten
5
Q
recipere/io
A
ontvangen, opnemen
6
Q
tandem
A
eindelijk
7
Q
senex, senes
A
oude man
8
Q
dicere
A
zeggen
9
Q
respondere
A
antwoorden
10
Q
nusquam
A
nergens
11
Q
dormire
A
slapen
12
Q
quis
A
wie?
13
Q
praemium
A
beloning
14
Q
dare
A
geven
15
Q
quid
A
wat?
16
Q
optare
A
wensen
17
Q
diu
A
lang, lange tijd
18
Q
divitiae
A
rijkdom, schatten
19
Q
sacerdos, otes
A
priester
20
Q
simul
A
tegelijk(ertijd)
21
Q
vita
A
(het) leven
22
Q
finire
A
beeindigen
23
Q
colere
A
verzorgen, vereren
24
Q
dum+praes
A
terwijl
25
ante+acc
voor
26
templum
tempel
27
stare
staan
28
corpus
lichaam
29
subito
plotseling
30
arbor, ores
boom
31
mutare
veranderen
32
tangere
aanraken
33
cum
wanneer, toen
34
ventus
wind
35
movere
bewegen
36
et
1-en
2-ook
37
vale(-te)
vaarwel
38
naamval a
vrouwelijk nom ev,
mannelijk nom en acc mv
39
naamval am
vrouwelijk acc ev
40
naamval ae
vrouwelijk nom mv
41
naamval as
vrouwelijk acc mv
42
naamval us
mannelijk nom ev
43
naamval um
mannelijk nom ev
44
naamval um
mannelijk acc ev
45
naamval i
mannelijk nom mv
46
naamval os
mannelijk acc mv
47
naamval de rest
onzijdig nom ev
48
naamval em
onzijdig acc ev
49
naamval es
onzijdig nom en acc mv
50
ego
ik/mij
nom ev
51
me
ik/mij
acc ev
52
nos
wij/ons
acc en nom mv
53
tu
jij/jou
nom ev
54
te
jij/jou
acc ev
55
vos
jullie
nom en acc
mv
56
is
hij/hem
nom ev
57
eum
hij/hem
acc ev
58
ea
zij/haar
nom ev
59
eam
zij/haar
acc ev
60
ei
zij/hen (mv)
nom mv
61
eos
zij/hen (mv)
acc mv
62
eae
zij/hen mv
nom mv
63
possum
ik kan
64
potes
jij kunt
65
potest
hij kan
66
possumus
wij kunnen
67
potestis
jullie kunnen
68
possunt
zij kunnen mv
69
sum
ik ben
70
es
jij bent
71
est
hij is
72
sumus
wij zijn
73
estis
jullie zijn
74
sunt
zij zijn mv
75
vervoeging praesens o
ik
76
vervoeging praesens s
jij
77
vervoeging praesens t
hij
78
vervoeging praesens mus
wij
79
vervoeging praesens tis
jullie
80
vervoeging praesens nt
zij mv