lj2 p1 SO woordjes tekst 2,3 Flashcards
(47 cards)
1
Q
deus (mv dei)
A
god
2
Q
est
A
is/zijn
3
Q
esse
A
zijn
4
Q
in
A
in,op
5
Q
Olympus
A
de Olympus
6
Q
habitat
A
hij zij woont
7
Q
habitare
A
wonen
8
Q
rex (mv reges)
A
koning
9
Q
et
A
en
10
Q
sunt
A
zij (zijn)
11
Q
frater (mv fratres)
A
broer
12
Q
non
A
niet
13
Q
semper
A
altijd
14
Q
saepe
A
dikwijls, vaak
15
Q
ibi
A
daar
16
Q
Tartarus
A
de Tartarus
17
Q
vivit
A
(hij zij) leeft
18
Q
vivere
A
leven
19
Q
terra
A
aarde
20
Q
locus
A
plaats
21
Q
obscurus
A
donker
22
Q
nox (mv noctes)
A
nacht
23
Q
umbra, (mv umbrae)
A
1 schim (van gestorven mensen)
2 schaduw
24
Q
huc
A
hierheen
25
veniunt
(zij) komen
26
venire
komen
27
hic (bijw)
hier
28
dea
godin
29
soror, sorores
zuster
30
uxor, uxores
vrouw, echtgenote
31
quoque (staat achter het woord waarbij het hoort)
ook
32
mater, matras
moeder
33
pater, patres
vader
34
filia
dochter
35
insula
eiland
36
ubi
waar
37
silva
bos
38
flos, flores
bloem
39
florere
bloeien
40
puella
meisje
41
Iudere
spelen
42
(nom) a
groep 1, enkelvoud
43
(nom) ae
groep 1, meervoud
44
(nom) us
groep 2, enkelvoud
45
(nom) um
groep 2 enkelvoud
46
(nom) de rest
groep 3 enkelvoud
47
(nom) es
groep 3 meervoud