Magmatische gesteenten Flashcards

(166 cards)

1
Q

Magma

A

Een hete vloeistof met een silicaatsamenstelling, dat ontstaat door partiële opsmelting van vast gesteente.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Magmakamer

A

Verzamelplaats in de korst van stijgend magma uit de mantel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Lava

A

Extrusief gesteente dat gevormd wordt als een hete smelt en door een rustige vulkaanuitbarsting uitvloeit en stolt. Lava is ook de naam voor de vloeistofstroom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Pyroklastisch gesteente

A

Lavafragmenten, gebroken door een krachtige uitbarsting en weggeslingerd in de omgeving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Plutonische gesteenten

A

Gesteente gestold op grote diepte (tientallen km’s)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Subvulkanisch gesteente

A

= ganggesteente
Intrusieve gesteenten die dichter bij het aardoppervlak gestold zijn. (tientallen m’s)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Exhumatie

A

Dagzomen van intrusieve gesteenten door erosie van de bovenliggende gesteenten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoofdelementen

A

> 2%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

neven elementen

A

0,1-2%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

spoorelementen

A

< 0,1 of <1000 ppm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

atmosferische gassen

A

Gassen van externe oorsprong

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Elementaire oxiden

A

Eenvoudige oxiden, gebruikt bij chemische analyse door de hoge concentratie O2 in gesteenten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Actieve gassen

A

Gassen van interne, zuiver magmatische oorsprong zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Fumarollen

A

Constante gasuitwasemingen in vulkanisch gebied via spleten en holten. (vooral H2O)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Solfataren

A

Vorm van fumarole bij T < 650°C, bevat veel zwavel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Mofetten

A

Vorm van fumarole bij T < 100°C, bevat veel CO2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Primaire mineralen

A

Kristalliseren rechtstreeks uit het magma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Secundaire mineralen

A

Ontstaan door processen ná de vorming van het gesteente door omzettings- en verweringsprocessen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoofdmineralen

A

> 5%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Nevenmineralen

A

1-5%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Accessorische elementen

A

<1%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Essentiele mineralen

A

hoofd- en nevenmineralen, opgebouwd uit elementaire oxiden. (Qz, Vdsp, Foïden, Px, Amf, glimmers, Ol)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Felsisch

A

Veldspaat - Silica. Bleek met lage dichtheid.
(FELdspar)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Mafisch

A

Magnesium - Ijzer. Donker met hoge dichtheid. (ferromagnesisch)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Alkaliveldspaat
Alumino-tektosilicaat (veldspaat) met samenstelling die intermediair tussen Orthoklaas (KAlSi3O8) en Albiet (NaAlSi3O8)
26
Plagioklaas
Alumino-tektosilicaat (veldspaat) met samenstelling intermediair tussen Albiet (NaAl2Si2O8) en Anorthiet (CaAl2Si2O8)
27
Mengkristallen
Homogene kristallen bestaande uit 2 isomorfe componenten die zich gedragen als 1 fase. Het kristal gedraagt zich dan dus als een vaste oplossing, en er vindt geen ontmening plaats.
28
Ontmenging
Wanneer een mengsel van vloeistoffen bij het passeren van een temperatuurgrens niet meer in alle verhoudingen mengbaar is. Het splitst zich dan in 2 afzonderlijke lagen.
29
Perthitische textuur
Albietlamellen in microklien door ontmenging.
30
Antiperthitische textuur
Microclienlamellen in albiet door ontmenging.
31
microperthiet
uitsluitend microscopisch zichtbaar
32
cryptoperthitisch
uitsluitend detecteerbaar dmv xstralen diffractie
33
Foïden
Aluminosilicaten die structureel verwant zijn met veldspaten, maar met minder silica. Ze komen niet voor samen met kwarts.
34
Klinopyroxeen
Rhombische ketensilicaten
35
Orthopyroxeen
Monokliene ketensilicaten
36
Klinoamfibool
Rhombische lintsilicaten
37
Orthoamfibool
Monokliene lintsilicaten
38
Glimmers
Fyllosilicaten van alkalimetalen met bladvorm en perfecte splijting
39
obsidiaan
Massief, waterarm, silicarijk gesteente dat volledig uit glas bestaat. Typisch zwart met schelpbreuk.
40
Peksteen
Vulkanische glassoort die 5-8% water bevatten en een vetglans hebben.
41
Structuur
Megascopische kenmerken zoals banding, gelaagdheid en klieving
41
Puimsteen
Bleek en zeer vacuolair op schuim gelijkend glas.
42
Textuur
Macro/microscopische kenmerken
43
maaksel
De aard, vorm, afmetingen en geometrisch verband van de bestanddelen in het gesteente
44
Holokristalijn
volledig kristallijn
45
hypokristallijn
deels kristallijn deels amorf
46
holohyalien
volledig glas
47
faneritisch
mineralen zichtbaar met blote oog
48
Afanitisch
mineralen niet te onderscheiden (lijkt homogeen
49
pegmatitisch
volledige opbouw door grote kristallen
50
equigranulair
gelijkmatige korrelgrote
51
serieel
continue reeks van korrelgroottes
52
porfirisch
Opbouw door relatief grote kristallen (fenokristen), ingebed in een fijnere grondmassa (matrix)
53
vitrofirisch
porfirisch met glazige matrix
54
cumulofirisch/glomerofirisch
porfirisch waarbij fenokristen verenigd zijn tot een aggregaat
55
vloeitextuur
Sub-parallele schikking van bestanddelen door vloei die plaatsvond.
56
perlitisch
concentrische, bolvormige barsten in glazige gesteenten
57
sferulitisch
Afgeronde lichamen door ontglazing (secundaire textuur
58
vacuole
blaasvormige holte door ontsnapping gas
59
puimsteenachtig
zeer vacuolaire textuur bij felsisch gesteente
60
slakkig
zeer vacuolaire textuur bij mafisch gesteente.
61
amygdaloidaal
verschillende opgevulde holten door secundaire mineralen
62
amandel
individuele holte
63
color-index
Volume% van alle mafische mineralen in een gesteente dat de naam bepaald Leukocraat-->mesokraat--> melanokraat-->ultramafisch
64
silicagehalte
gradatie in gehalte silica van een gesteente Oververzadigd–verzadigd–onderverzadigd-sterk onderverzadigd
65
IUGS-classificatie
: Gebruikt V% van Q, A, P, F en M (het ruitvormig QAPF diagram, onderverdeeld in vakken met stamnamen)
66
TAS-diagram
Totaal Alkali (Na2O en K2O) in functie van het Silicagehalte in een diagram gebracht met 15 velden.
67
Mode
exacte mineralogische samenstelling van een gesteente
68
Norm
hypothetische samenstelling van een gesteente
69
partiele opsmelting
Opsmelting van 5-30% van mantelgesteente met het vormen van magma.
70
primair magma
magma dat ontstaat door partiele opsmelting
71
xenolieten
brokstukken van nevengesteenten
72
xenokristen
kristallen van nevengesteenten
73
magmatische differentiatie
Samenstelling van magma verandert tussen/in magmakamer en aardoppervlak.
74
gefractioneerde kristallisatie
Kristallen worden onttrokken uit de smelt tijdens de stolling. (gravitatief/kinetisch/convectief/in situ)
75
evenwichtskristallisatie
Kristallen reageren continu met de smelt tijdens het stolproces, waardoor de bulksamenstelling van de smelt en het gesteente gelijk blijft.
76
formule van stokes
Formule om de bezinkingssnelheid van kristallen in een smelt met lagere dichtheid te berekenen
77
kristallisatiereeks van Bowen
Beschrijft hoe een primair basaltisch magma gedurende gefractioneerde kristallisatie van de belangrijkste mineraalfasen zal differentiëren en van samenstelling zal wijzigen. (continue felsische + discontinue mafische reeks)
78
Assimilatie
Nevengesteente contamineert magma door partiële opsmelting of chemische reactie.
79
hybridisatie
Verschillende primaire magma’s mengen zich tot 1.
80
hybridegesteenten
gesteente gevormd door de stolling van een hybried magma.
81
vloeistofontmenging
differentiatie door verschil in dichtheid
82
incompatibele elementen
elementen die geen plaats vinden in de hoofdmineralen en uitkristalliseren als specifieke minerale fasen.
83
pneumatolyse
Reactie van gas met mineralen met de vorming van nieuwe mineralen.
84
hydrothermale omzetting
omzetting van mineralen door heet water
85
differentiatie index
parameter die berekend wordt uit de CIPW-norm. Hoe hoger de DI, hoe sterker het gesteente gedifferentieerd is. DI = Qz + Ab + Or + Ne + Lc + Kp
86
alkali-kalkindex
Een index om de chemische trend te karakteriseren in een magmatische gesteenteassociatie. Op een grafiek worden CaO en K2O+Na2O uitgezet ifv SiO2. Het snijpunt levert de index op.
87
harker-diagram
Binaire diagrammen die hoofdelementenconcentraties van oxiden uitzetten tegenover het silicagehalte. Deze worden gebruikt om Tas-diagrammen en alkali-kalk index op te stellen.
88
afm diagram
driehoeks/ternair diagram met Alkali, Fe en Mg als parameters. Het wordt gebruikt om trends van verschillende differentiatiereeksen te onderscheiden. (bv Tholeiïtische en Kalk-alkalijne reeks)
89
concordant
magmatische intrusie loopt evenwijdig met gelaagdheid/foliatie
90
discordant
magmatische intrusie doorsnijdt gelaagdheid/foliatie
91
Sills
Concordante, plaatvormige instrusielichamen.
92
Laccolieten
Concordante, lensvormige intrusielichamen met vlakke basis en koepelvormig dak dat kan zorgen voor opdoming.
93
Lopolieten
Concordante, schotelvormige intrusielichamen met ertsmineralen aan de basis.
94
Dikes
discordante, plaatvormige lichamen, die bijna verticaal liggen.
95
Samengestelde dikes
ontstaan door herhaaldelijke opening en sluiting van spleten met magma injecties. (-> radiaal/parallel)
96
Radiale dikes
ontstaan door radiale rekspleten wanneer magma in een vulkaan opstijgt.
97
parallelle dikeswarms
ontstaan door tektonische instabiliteitsverschijnselen
98
ringdikes
discordante intrusies die naar boven toe vernauwen
99
cone sheets
Discordante intrusies die naar onder toe vernauwen. (dunner dan ringdikes)
100
Caldera van het glencoe type
groot cirkelvormig instortingsbekken dat ontstaat wanneer een conische breuk tot het aardoppervlak reikt.
101
Plugs
toevoerpijen van inactieve vulkanen, opgevuld met gestold magma
102
Necks
oude vulkaanplug die niet is geërrodeerd en uitsteekt in het reliëf
103
Batholieten
grootst gekende intrusielichamen die naar onderen toe verbreden, zonder waargenomen basis.
104
Stocks
gelijkaardig aan batholieten maar kleiner en met cirkelvormige doorsnede. (uitstulpingen/onafhankelijk)
105
klieving
doorkruising van 1 of meerdere stellen van subparallelle barsten of voegen = diaklazen (geen breuken!)
106
Wolzakken/tors/kopjes
kubusvormige structuren door verwering via diaklazen.
107
subaerische lavastroom
Lavastromen in atmosferisch milieu, bovengronds en niet onderwater.
108
pahoehoe/touwlava
lava met een glad, golvend of gerimpeld oppervlak
109
Aa
slakkig, ruw lava met puntige, grillige uiteinden
109
bloklava
lava met blokkig oppervlak en front, vlak aan bovenkant
110
Lavatunnels
ondergrondse tunnels van pahoehoe-lava doordat deze goed isoleert en binnenin lang heet blijft.
111
subaquatische lavastromen
Lavastromen in aquatisch milieu, bovengronds
112
Pillowlavas
zakvormige gesteenten ontstaan door instroming van lava onder water
113
Hyaloklastiet
Gesteente ontstaan door overschikking van glazige fragmenten in de holten tussen pillow lavas.
114
palagoniet
Gesteente ontstaan door de hydratatieverwering van hyaloklastiet
115
pyroklastica
Gefragmenteerd vulkanisch gesteenten dat tijdens explosieve vulkanische uitbarstingen naar buiten werd geworpen. Bij opstapeling kan dit resulteren in een pyroklastische afzetting.
116
Tefra
verzamelnaam voor alle incoherente vulkanische gesteenten
117
Blokken
Hoekige pyroklast, groter dan 64mm
118
bommen
Afgeronde pyroklast, groter dan 64mm met vacuolaire kern
119
Lapilli
pyroklasten tussen 2 en 64mm
120
As
pyroklasten kleiner dan 2 mm (->tuf
121
Classificatie van schmidt
Diagram voor pyroklastica gebaseerd op de korrelgrootte, wanneer de pyroklastica meer dan 75% bevat
122
Vitrische tuf
tuf met glazige fragmenten
123
Kristaltuf
tuf met vnl. kristallen
124
Lithische tuf
tuf met vnl. gesteentefragmenten
125
Spat
pyroklast die in dun-vloeibare toestant werd uitgeblazen.
126
Tuffiet
gesteente met 25-75% pyroklastica
127
Pyroclastic fall
Tefra dat weggeslingerd werd en neerviel na een krachtige uitbarsting.
128
Pyroclastic flow
een stroom met pyroklastisch gesteente via zijdelingse eruptiecentra. Afzettingen die hierbij tot stand komen heten ignimbrieten.
129
Explosieve erupties
uitwerping van tefra.
130
Effusieve erupties
uitvloeiing van lava.
131
VEI
Een exponentiële schaal, gebaseerd op de hoeveelheid m³ tefra dat er werd uitgeworpen tijdens een uitbarsting.
132
Welded tuf
compact gesteente gevormd door samendrukking van de onderste, gesmolten delen van dikke ignimbrietlagen. Deze zijn meer resistent tegen ersodie dan gewone tuffen.
133
Flamme
Platgedrukte glasfragmenten van een welded tuff.
134
Pinnacles
puntige landschapsvormen door bescherming van gesteenten door welded tuffs.
135
Supervulkanische erupties
Erupties zo catastrofaal dat ze globaal de omgeving kan aantasten en aanleiding kan geven tot een bottleneck event.
136
Toba
Indonesische vulkaan die een supervulkanische eruptie onderging tijdens het laatste Ma.
137
Hawaii-type
: Rustige, effusieve eruptie
138
Slakkenkegels
discontinue reeks van scoria langs spleten op vulkaanflanken
139
Spattenwal
continue reeks van scoria langs spleten op vulkaanflanken
140
Ijslandtype
Rustige, effusieve eruptie met enorm volume aan lava. =basaltische vloederuptie
141
plateaulava
dikke lavapakketten door opstapeling van lavavelden bij vloedbasalt.
142
strombolitype
hybride, semi-permanente erupties waarbij slakken, lapilli en bommen worden uitgestoten.
143
Vulcano-type
krachtige eruptie met grote hoeveelheden nauwelijks gesmolten blokken, bommen, lapilli en as.
144
Pelee-type
Zeer catastrofale destructieve erupties door vorming van lavakoepels of domes die de mond dichten, waardoor drukken opbouwen
145
Pyroklastische dichtheidsstromen
pyroklastica en gas worden zijdelings uitgestuwd en bewegen aan supersonische snelheid langs de vulkaanflank. (2 types: pyroklastische stromen/flows en pyroklastische stortgolven/surges)
146
Pyroklastische stortgolven
bevatten minder pyroklastisch materiaal dan stromen en ontwikkelen een met fijn stof beladen gaswolk (nuée ardente) met hoge temperatuur.
147
Pyroklastische vloedgolven
pelée-type op veel grotere schaal, waarbij pyroklastica in een gigantische stroom over het landschap beweegt.
148
pliniaanstype
Eruptie waarbij een groot magmavolume hoog in de atmosfeer wordt geblazen. De top van de vulkaan wordt weggeblazen, en stort in met vorming van een instortingsbekken/caldera.
149
Ultrapliniaanse eruptie
VEI > 8
150
Ultravulkanisch
Explosieve erupties zonder nieuw magma maar enkel met oudere gesteenten.
151
freatische eruptie
ultravulkanische eruptie door stoom van oververhit grondwater. Resulteert in freatische explosiekraters, afgelijnd door tuf-ring.
152
maar
met regenwater opgevulde explosiekrater na een instorting.
153
Paravulkanisch
kenmerkend voor vulkanisch gebied, maar er niet door teweeggebracht.
154
lahars/vulkanische modderstromen
Een modderstroom door hevige regenbuien en instabiele, inncoherente pyroklastische afzettingen op een helling.
155
schildvulkaan
ontstaat door langdurige lavauitvloei met groot debiet vanuit een centrale mond.
156
pitcrater
kraters bij de top van een schildvulkaan door instortingen na het terugtrekken van magma.
157
caldera
Vereniging van pit craters tot depressies van meerdere km’s. Ze kunnen het bestaan geven aan lavameren. Kunnen ook ontstaan door instorting gekoppeld aan een pliniaanse eruptie
158
stratovulkaan/composietvulkaan
Hoge vulkaan dor afwisseling van lavastromen en pyroklastica. Heeft verschillende eruptiecentra
159
Somma vulkaan
Nieuwe vulkaan die ontwikkeld in de caldera van de vorige vulkaan.
160
cumulo-domes
steile heuvels gebouwd boven de vulkaanmond uit sterk visceus magma.
161
endogene domes
Dome door druk van magma tegen reeds gestolde gesteenten aan de bovenkant.
162
spine
Lava dataan de top van de dome al verticale spillen uitgestuwd wordt. Ze storten later weer in.
163
askegels
bestaan bijna uitsluitend uit pyroklastisch gesteente
164
spattenkegels/lavaschoorstenen
bestaan uit een opstapeling van spatter.