Metamorfe gesteenten Flashcards

(113 cards)

1
Q

Wat is metamorfose?

A

Magmatische of sedimentaire gesteenten die zich op zeker diepte bevinden ondergaan mineralogische en texturele veranderingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een protoliet?

A

Het oorspronkelijk uitgangsgesteente dat aan metamorfose onderhevig is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat betekent isochemisch?

A

Geen verandering in chemische samenstelling van het gesteente.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat betekent allochemisch?

A

Aan –en afvoer van chemische bestanddelen die zorgen voor een aanzienlijke verandering in samenstelling.

(-> Metasomatose)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn andalusiet, kyaniet en sillimaniet?

A

Mineralen met respectievelijk matige P en T, hoge P en matige T, en hoge P en T.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is pyralspiet?

A

Y-site ingevuld door Al.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is ugrandiet?

A

X-site ingevuld door Ca.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Noem enkele andere nesosilicaten.

A

Stauroliet, Cordiëriet, Chloritoïd, Ottreliet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn sorosilicaten?

A

Epidoot, Zoïsiet, Clino-Zoïsiet, Lawsoniet, Pumpellyiet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn cyclosilicaten?

A

Toermalijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn inosilicaten?

A

Diopsied, Jadeïet, Wollastoniet, Omfaciet, Tremoliet, Actinoliet, Glaucofaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn fylosilicaten?

A

Muscoviet, Biotiet, Clinichloor, Penniniet, Ripidoliet, Stilpnomelaan, Talk, Serpentijn, Prehniet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn tectosilicaten?

A

Kwarts, Veldspaat, Zeolieten (natroliet, chabaziet, laumontiet).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is regionale metamorfose?

A

Metamorfose in uitgestrekte gebieden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is orogene metamorfose?

A

Regionale metamorfose bij gebergteketens.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is foliatie?

A

Planaire structurele en texturele kenmerken in gesteenten door samendrukking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is begravingsmetamorfose?

A

Regionale metamorfose door een dik sedimentair gesteentepakket dat wordt afgezet in een subsiderend bekken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is thermische-/contactmetamorfose?

A

Lokale metamorfose door magmatische intrusies in relatief koude nevengesteente.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is een contactaureool?

A

Zone van metamorfe gesteenten aan de rand van een intrusie, dat onderverdeeld kan worden in een aantal concentrische zones met verschillende mineraalparagnesen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat zijn mineraalparagnesen?

A

Mineraalassociaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is hoornsteen?

A

Hard gesteente door afwezigheid van vervorming, waardoor mineralen goed in mekaar grijpen (granoblastisch-polygonaal).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is de overkoepelende term voor alle thermisch-metamorfe steensoorten?

A

Hoornsteen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is dynamische/kataklastische metamorfose?

A

Lokale metamorfose ter hoogte van breuken, ontstaan door gerichte druk langs het breukoppervlak.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is hydrothermale metamorfose?

A

Metasomatose door circulatie van hete waters doorheen het dieptegesteente.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Wat is impact-metamorfose?
Metamorfose door de inslag van meteorieten.
26
Wat is fulguriet?
Gesteente ontstaan door blikseminslag die een temperatuurstijging genereert die aanleiding kan geven tot verglazing.
27
Wat is blastese?
Uitkristallisatie van mineralen in vaste toestand bij metamorfose.
28
Wat is kristalloblastisch?
Textuur die tot stand komt door blastese (idioblastisch, xenoblastisch).
29
Wat is de kristalloblastische reeks van Becke?
Reeks waarin mineralen gerangschikt staan naar hun vermogen om een mooie kristalvorm te ontwikkelen door blastese.
30
Wat is profiroblastisch?
Grotere porfiroblasten (idioblastische kristallen) in een fijnere matrix.
31
Wat is kataklastisch?
Ontstaat door vergruizing van protolitische mineralen.
32
Wat zijn 'blasten'?
Nieuwgevormde metamorfe mineralen.
33
Wat zijn 'klasten'?
Metamorfe mineralen uit de protoliet die werden aangetast.
34
Wat is granoblastisch?
Aggregaat van equidimensionale korrels zonder bevoorrechte oriëntatie.
35
Wat is granoblastisch-polygonaal?
Granoblastisch waarbij korrels begrensd zijn door vlakke grenzen.
36
Wat is lepidoblastisch?
Veel evenwijdig geschikte plaatvormige mineralen die een foliatie geven.
37
Wat is nematoblastisch?
(sub)parallelle schikking van naald –of staafvormige mineralen die ook een foliatie kunnen geven.
38
Wat zijn relicttexturen?
Texturen die in de protoliet aanwezig waren.
39
Wat is blastoporfirisch?
Porfirische textuur van het oorspronkelijke mineraal aanwezig.
40
Wat betekent meta-(naam protoliet)?
Naam metamorf gesteente gebaseerd op protoliet.
41
Wat betekent ortho-(naam meta)?
Protoliet was magmatisch.
42
Wat betekent para-(naam meta)?
Protoliet was sedimentair.
43
Wat is marmer?
Metamorf gesteente dat ontstaan is uit de metamorfose van een sedimentair carbonaatgesteente.
44
Wat is leisteen?
Zwak metamorf gesteente met een quasi perfect vlakke splijting loodrecht op de samendrukking.
45
Wat is fylliet?
Gesteente met typische zijdeglans en niet-vlakke splijting.
46
Wat is schist?
Bestaat vnl uit mica’s en amfibolen die zichtbaar zijn.
47
Wat is schistositeit?
Splijting in dunne platen door de parallelle schikking van mineralen.
48
Wat is gneiss?
Bestaat vnl uit Qz, Vsp en mica’s van enkele mm’s.
49
Wat is gneissose foliatie?
Duidelijke segregatie in laagjes kwarts-veldspaat en laagjes mica’s.
50
Wat is ogengneiss?
Opgebouwd uit lensvormige kristallen van vsp/qz in een grondmassa met banden van glimmers/chloriet.
51
Wat is groensteen?
Gemetamorfoseerde basalt zonder foliatie.
52
Wat is blauwschist?
Gemetamorfoseerde basalt met glaucofaan.
53
Wat is ortho-amfiboliet?
Donker gesteente met hoornblende. Protoliet is basalt.
54
Wat is para-amfiboliet?
Donker gesteente met hoornblende. Protoliet is klakhoudend siliciklastisch gesteente.
55
Wat is skarn?
Metasomatisch gesteente dat bij contactmetamorfose van een kalkhoudend sediment interageert met hete, silicarijke hydrothermale fluïda.
56
Wat zijn mylonieten?
Fijnkorrelige, gefolieerde, dynamo-metamorfe gesteenten ontstaan door vervorming op ductiele wijze.
57
Wat is eclogiet?
Hoog-metamorf, afkomstig van een basisch magmatische protoliet met pyroxeen en granaat.
58
Wat is granuliet?
Gesteente met granoblastisch-polygonale textuur dat getuigt van zeer hoge temperaturen.
59
Wat is migmatiet?
Gesteente dat bestaat uit gefolieerde aders en banden.
60
Wat zijn melanosomen?
Donkere banden van migmatiet met mica’s en andere donkere mineralen.
61
Wat zijn leucosomen?
Witte banden van migmatiet met Qz en Vsp.
62
Wat is de barroviaanse zonering?
Zes metamorfe zones, elk gekenmerkt door het eerste optreden van een nieuw mineraal dat getuigt van een hogere graad van metamorfose.
63
Wat zijn index-mineralen?
Mineralen die typisch zijn voor de barroviaanse zones.
64
Wat zijn isograden?
Continue lijnen op een geologische kaart die index-mineralen en hun barroviaanse zones afbakenen.
65
Wat is prograde metamorfose?
Gesteenten gaan alle lichtere stadia van metamorfose door alvorens hun hoogste graad te bereiken.
66
Wat is retrograde metamorfose?
Gesteenten van hogere graad metamorfose kunnen zich ook bij verlaging van P of T aanpassen naar een lagere graad.
67
Wat zijn metamorfe dieptezones?
Zones van metamorfose in functie van de diepte en dus toenemende druk en geothermische energie.
68
Wat is de anchizone?
Zone met overgang van diagenese naar metamorfose.
69
Wat is de epizone?
Matige T, lage P (4-7km).
70
Wat is de mesozone?
Hogere T, hogere P (7-17km).
71
Wat is de katazone?
Hoge T, hoge P (17-20+km).
72
Wat is het faciësconcept?
De mineralogische samenstelling van een metamorf gesteente bij een bepaalde P en T, wordt volledig bepaald door de chemie van de protoliet.
73
Wat zijn metamorf faciës?
Vertegenwoordigt een bepaald P,T-venster.
74
Wat is de fazenregel van Gibbs?
V = C + 2 – F.
75
Wat is de mineralogische fazenregel van Goldschmidt?
F < C.
76
Wat zijn paleo-thermometers?
Een koppel van mineralen waarbij de exacte chemische samenstelling in correlatie is met de metamorfose-temperatuur.
77
Wat is coronatextuur?
Mineralen zijn omgeven door een reactierand door een onvolledige reactie.
78
Wat zijn pseudomorfosen?
Begrenzing van een mineraal blijft, maar het inwendige wordt vervangen door een ander mineraal.
79
Wat is vlekkenlei?
Gesteente in de buitenste zone van het contactaureool, ze hebben een vlekkig uitzicht.
80
Wat is zeeftextuur?
Aanwezigheid van ontelbare, miniscule insluitsels in porfiroblasten.
81
Wat is chiastoliet?
Variëteit van andalusiet die zijk is aan koolstofinsluitsels met een kruisvormig patroon.
82
Wat is kwartsiet?
Thermisch gemetamorfoseerde zandsteen (granobastisch).
83
Wat is calcietmarmer?
Thermisch gemetamorfoseerde calciet.
84
Wat is devolatilisatie?
Het uitdrijven van vluchtige componenten uit het systeem.
85
Wat is decarbonatie?
Het uitdrijven van CO2 uit het systeem.
86
Wat is wollastonietmarmer?
Product van de decarbonatie van calciet en kwarts.
87
Wat is dolomietmarmer?
Thermisch gemetamorfoseerde dolomiet bij lage tot matige T.
88
Wat is bruciethoudende calcietmarmer?
Product van thermische metamorfose (en decarbonatie) van dolomiet bij hoge T.
89
Wat zijn breukbreccies en breukmeel?
Verbrokkelde niet-coherente gesteenten, ontstaan door dynamische metamorfose.
90
Wat is kataklasiet?
Geconsolideerde breukbreccies of breukmeel (proto-/ultra-).
91
Wat zijn pseudotachylieten?
Glazige kataklasieten die ontstaan door veel wrijvingswarmte.
92
Wat zijn hyalomylonieten?
Glazige mylonieten / gefolieerde pseudotachylieten.
93
Wat is morteltextuur?
Grote porfiroklasten (relictkristallen in fijne matrix) worden omgeven door een aggregaat van nieuwe kristallen.
94
Wat is deformatie?
Vervorming.
95
Wat is crenulatie?
Verfrommeling van een eerste foliatie waarbij mica’s zich concentreren en parallel oriënteren, en kwarts zich ophoopt in de kernen.
96
Wat zijn pretektonische mineralen?
Mineralen gevormd vóór tektonische vervorming.
97
Wat zijn syntektonische mineralen?
Mineralen gevormd tijdens tektonische vervorming.
98
Wat zijn posttektonische mineralen?
Mineralen gevormd na tektonische vervorming.
99
Wat zijn drukschaduwen?
Zones met grofkorrelige kristallen aan de rand van de porfiroblast, die getuigen van pretektonische groei van de porfiroblast.
100
Wat is anatexie?
Gedeeltelijke of gehele opsmetling van korstgesteente, met vorming van een magma met granitische samenstelling.
101
Wat is anatexiegraniet?
Graniet dat gevormd wordt uit een magma dat ontstond door anatexie.
102
Wat zijn S-type granieten?
Sedimentary type, gevormd door anatexie.
103
Wat zijn I-type granieten?
Igneous type.
104
Wat is impactiet?
Gesteente dat duidelijke kenmerken vertoont van een impact.
105
Wat is sueviet?
Vacuolaire, polymictische breccies, rijk aan glazige bestanddelen en met een hoog gehalte aan meteoritische elementen.
106
Wat is lamellair kwarts?
Kwarts met vervormings- en afschuivingslamellen, tweelingen of splijtvlakken.
107
Wat zijn splinterkegels/shatter cones?
Kegelvormige verbrijzelingsfiguren die door de schok in het substraatgesteente zijn ontstaan.
108
Wat is lechatlieriet?
Zuiver silicaglas door opsmelting van kwarts door een impact.
109
Wat is maskelyniet?
Zuiver plagioklaasglas, blazig en met uitgerokken vorm.
110
Wat zijn ejecta?
Materiaal dat uit de impactzone wordt weggeslingerd en distaal terug neervalt.
111
Wat zijn tektieten?
Smeltdruppels die als ejecta snel afkoelen en verglazen.
112
Wat zijn moldavieten?
Tektieten, geassocieerd met de Ries impactkrater in Zuid-Duitsland.
113
Wat zijn astroblemen?
Structuren geassocieerd met een meteorietinslag.