maison d'être verbes Flashcards
(14 cards)
1
Q
geboren worden
A
naître
2
Q
rusten/ blijven
A
rester
3
Q
vallen
A
tomber
4
Q
naar beneden gaan
A
descendre
5
Q
naar boven gaan
A
monter
6
Q
gaan naar
A
venir
7
Q
binnen komen
A
(r)entrer
8
Q
gaan
A
aller
9
Q
naar buiten gaan/ gaan naar
A
sortir
10
Q
terug komen
A
retourner/
revenir
11
Q
voorbij gaan
A
passer
12
Q
verlaten
A
partir
13
Q
aankomen
A
arriver
14
Q
doodgaan
A
mourir