Marketing, Hoofdstuk 3 Flashcards

(14 cards)

1
Q

Benoem de 4 P’s (marketingmix).

A

product, prijs, plaats en promotie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de 4 C’s?

A

Als een bedrijf niet zichzelf centraal stelt maar de consument, hebben we het niet over de marketingmix met de 4 P’s, maar over die met de 4 C’s. (customer solution, cost to customer, convenience, communication)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe noem je de technische eigenschappen van een product ook wel? (geur, kleur, smaak, enz…)

A

Het fysieke product.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Leg uit wat het uitgebreide product is.

A

Je wil als ondernemer dat je product uniek is en opvalt. Dit doe je bijvoorbeeld door service die je biedt en een speciale verpakking. dit hoort allemaal bij het uitgebreide product.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Leg uit wat het totale product is.

A

Het totale product bestaat uit het uitgebreide product en de eigenschappen die de consument er zelf aan toe voegt. Geeft het hen wel genoeg status en imago? Is de prijs-kwaliteit verhouding goed?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Als je de consumentenproducten indeelt naar koopgedrag, welke drie groepen heb je dan? Geef bij allemaal ook een uitleg.

A
  • convenience goods: deze producten zijn niet duur, en je wil er weinig tijd en moeite aan besteden. denk aan boodschappen.
  • shopping goods: deze producten koop je niet regelmatig, maar je hebt de wel nodig. denk aan schoenen en kleding.
    specialty goods: deze producten zijn voor jou speciaal. ze hoeven niet duur te zijn maar je wil wel moeite doen om ze te kopen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe noem je het zelf samenstellen van je producten online?

A

Productconfiguratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waaruit bestaat de productmiix?

A

De productmix zijn de kenmerken van een product. De garantie, de service, de kwaliteit, de verpakking, het merk en het assortiment.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe noem je de grondstoffen die gebruikt zijn voor het product en de kwaliteit bepalen?

A

Fysieke kwaliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe noem je het als een product niet voldoet aan de verwachtingen van de consument?

A

Functionele kwaliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe noem je het als een product niet de status of het imago geeft wat de consument had verwacht?

A

Emotionele kwaliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Leg uit wat actieve merkbekendheid is.

A

Als de consument zelf het merk kan noemen van een bepaald product is er spraken van actieve merkbekendheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Leg uit wat passieve merkenbekendheid is.

A

Als de consument uit verschillende merken een bepaald merk kent, is het passieve merkenbekendheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe noem je het als een organisatie verschillende producten verkoopt onder dezelfde merknaam?

A

Een corporate merk/ paraplumerk/ familiemerk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly