Meertaligheid Flashcards

(67 cards)

1
Q

toptransfer

A

gebruikt in sportwereld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

eloquent

A

welsprekend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

twisten

A

discussiëren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

doorgaan

A

BEL: neemt afscheid en gaat weg
NED: overuren maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

aanvragen

A

BEL: dossier of verzekering etc
NED: verkering, trouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

interimkantoor

A

uitzendbureau

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

NED-NED: jij-vorm

A

BEL-NED: ge-vorm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

NED-NED: harde g

A

BEL-NED: zachte g

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

lange klinkers als tweeklank

A

= NED-NED

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Eindletter van dat, wat, … wordt uitgesproken

A

=NED-NED

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Eindletter van dat, wat, … wordt niet uitgesproken

A

=BEL-NED

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

v wordt uitgesproken als f

A

=NED-NED

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

z wordt uitgesproken als s

A

=NED-NED

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

geld verdienen als water

A

=NED-NED

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

geld verdienen als slijk

A

=BEL-NED

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

spaak in de wielen steken

A

=NED-NED

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

stokken in de wielen steken

A

=BEL-NED

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

poot stijf houden

A

=NED-NED

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

been stijf houden

A

=BEL-NED

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

met je neus in de boter gevallen

A

=NED-NED

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

met je gat in de boter gevallen

A

-BEL-NED

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

binnen 10 u geleverd

A

NED-NED: ten laatste over 10u geleverd
BEL-NED: je ontvangt de eerste 9u niets, wordt pas na 10u geleverd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

herstellen

A

repareren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

jam

A

confituur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
pinpas
bankkaart
24
verslapen
overslapen
25
koffiezaak
koffiebar
25
bakkie
tasje
25
ben je druk
heb jij het druk
26
föhn
haardroger
26
hartstikke handig toch!
superhandig!
26
ofwel je onthoudt, ofwel je slaat
je onthoudt dan ofwel, ofwel sla je
27
geheid
sowieso
28
geföhnd
gedroogd
29
jurk
kleed
30
overhemd
hemd
31
moeten hebben uitgetest
moeten uitgetest hebben
32
hemd
onderhemd
33
colbert, jasje
vest
34
maillot
kousenbroek
35
pantalon
lange broek
36
trui
pullover
37
laarzen met veters
botten met nestels
38
dat mag
BEL-NED: Graag!, goed idee! NED-NED: als jij dat per se wilt doen, dan hou ik je niet tegen
39
opmaken
make-up opdoen
40
schminken
BEL-NED: make up opdoen NED-NED: wat je doet voor je naar toneel gaat
41
werkster, schoonmaakster
kuisvrouw
42
schoonmaken
kuisen
43
om de week
NED-NED: tweewekelijkse afspraak BEL-NED: wekelijkse afspraak
44
lopen
NED-NED: wandelen BEL-NED: rennen
45
jarig
NED-NED: misdaden zijn verjaard BEL-NED: verjaard, je bent jarig geweest
46
proper tapijt
schoon kleed
47
pinproblemen
betaalkaart problemen
48
fysiotherapeut
kinesist
49
accountant
boekhouder
50
marktkoopman
marktkramer
51
verlangen
willen
52
pinnen
met de kaart betalen
53
soepel
gemakkelijk
54
kassabon
kasticket
55
meertalig
Je bent meertalig als je afwisselend meerdere talen gebruikt in de communicatie met anderen. Hierbij gaat het niet om de beheersing van de taal, maar om het gebruik ervan. Je bent dus ook meertalig als je één taal vloeiend spreekt en een andere taal alleen begrijpt.
56
luistertaal
Luistertaal is een vorm van meertalige communicatie waarin personen met verschillende talige achtergronden hun eigen taal spreken en elkaar toch kunnen verstaan.
57
code-mixing
vorm van taalvermenging waarbij willekeurig van de ene naar de andere taal wordt overgeschakeld. Bij code-mixing gebeurt deze schakeling in de zinnen zelf.
58
code-switching
vorm van taalvermenging waarbij willekeurig van de ene naar de andere taal wordt overgeschakeld. Bij code-switching wordt er geschakeld tussen de zinnen.
59
Translanguaging
dit is een proces waarbij meertaligheid beredeneerd wordt ingezet om tot goede communicatie te komen. Een leerling mag dan bijvoorbeeld zijn thuistaal gebruiken in de klas om zich beter verstaanbaar te maken, om iets uit te drukken, om een concrete vraag te stellen.
60
Meerderheidstaal
De meerderheidstaal van een gebied is de taal die door de meerderheid van de inwoners wordt gesproken. In Vlaanderen is dat Nederlands. Steeds meer gezinnen spreken thuis een andere taal (bv. Turks, Arabisch, Pools). Deze talen worden in Vlaanderen door een minderheid van de bevolking gesproken en worden minderheidstalen genoemd.
61
Lingua franca
Dit is een taal die als gemeenschappelijk communicatiemiddel wordt gebruikt tussen mensen met verschillende moedertalen. In contacten tussen Nederlandstaligen en andere Europeanen wordt meestaal gekozen voor talen zoals Engels en Frans. Wanneer Engels wordt gebruikt tussen mensen die de taal niet als moedertaal hebben, dan wordt vaak Global English ingezet. Dit is een vereenvoudigde vorm van Engels die gemakkelijker te begrijpen.