Module 1: Produits Flashcards

(189 cards)

1
Q

een machine

A

une machine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

een apparaat

A

un appareil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

een werktuig

A

un outil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

een huishoudelijk artikel

A

un ustensile

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

een systeem

A

un système

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

een nieuwigheid, iets nieuws

A

une nouveauté

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

een artikel

A

un article

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

een ding

A

une chose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

een object

A

un objet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

een uitvinding

A

une invention

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

een machine

A

une machine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Een gadget

A

Un gadget

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Een accessoire

A

Un accessoire

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

toelaten/mogelijk maken om+ infinitief

A

permettre de + infinitif

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

iets toelaten/ mogelijk maken om + infinitief

A

permettre + article + substantif

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

dienen voor + infinitief

A

servir à + infinitif

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

iets toelaten/ mogelijk maken

A

servir à + article + substantif

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

nuttig zijn om

A

être pratique pour

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

met behulp van/ aan de hand van

A

à l’aide de

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Dankzij

A

Grâce à

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

een functie

A

une fonction

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

gebruiken

A

utiliser

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

een gebruik

A

une utilisation

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

een gebruiker

A

un utilisateur/une utilisatrice

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
een nut
une utilité
26
een gebruik
un usage
27
verslijten
user
28
een slijtage
une usure
29
gebruiken
employer
30
een gebruik, een besteding
un emploi
31
een gebruiksaanwijzing
un mode d'emploi
32
gebruiken
se servir de
33
Dit product dient om schoon te maken.
Ce produit sert à nettoyer. Ce produit sert au nettoyage.
34
Dit apparaat laat toe om te communiceren.
Cet appareil permet de communiquer. Cet appareil permet la communication.
35
Je gebruikt dit object om online aankopen af te rekenen
On utilise cet objet pour régler des achats en ligne
36
Dit gereedschap is handig om te tuinieren
C'est un outil qui est pratique pour le jardinage
37
Dankzij dit apparaat, kan u voor meer dan 40 mensen koken.
Grâce à cet ustensile, vous pouvez faire à manger pour plus de 40 personnes
38
Met behulp van dit werktuig, kan u reparaties doen
à l'aide de cet outil, vous pouvez effectuer des réparations
39
Je gebruikt dit product om de afwas te doen
On se sert de ce produit pour laver la vaiselle.
40
een doelgroep
une cible
41
een gebruiker
un utilisateur/ une utilisatrice
42
een consument
un consommateur/une consommatrice
43
gewaardeerd worden door
être apprécié par
44
bevallen
plaire à
45
verleiden
séduire
46
interesseren
intéresser
47
een groot succes kennen bij
connaître un grand succès auprès de
48
zich richten tot
s'adresser à
49
bestemd zijn voor
être destiné à
50
gemaakt zijn voor
être fait pour
51
geschikt zijn voor
convenir à
52
Deze zaklamp is bestemd voor avonturiers.
Cette lampe de poche est destinée aux aventuriers.
53
Dit product bevalt kinderen.
Ce produit plaît aux enfants.
54
Het wordt gewaardeerd door mannen.
C'est apprécié par les hommes.
55
Dit voorwerp kent een groot succes bij de studenten.
Cet objet connaît un grand succès auprès des étudiants.
56
groot/klein/hoog/breed/lang zijn
être grand/petit/haut/large/long
57
2 meter hoog/ lang / breed zijn
faire 2 mètres de haut, de hauteur/ de large, de largeur/de long, de longueur avoir une hauteur/ une longueur/ une largeur de 2 mètres
58
een hoogte
une hauteur
59
een lengte
une longueur
60
een breedte
une largeur
61
de grootte, het formaat
la taille
62
de afmeting
la dimension
63
bedragen
être de
64
Dit toestel is breed.
Cet appareil est large.
65
Dit voorwerp is 2 centimeter lang.
Cet objet fait 2 centimètres de long.
66
Dit voorwerp is 33 centimeter breed.
Cet objet fait 33 centimètres de largeur.
67
De hoogte van dit voorwerp bedraagt 2 meter.
La hauteur de cet objet est de deux mètres.
68
een vierkant
un carré
69
een rechthoek
un rectangle
70
rechthoekig
rectangulaire
71
een driehoek
un triangle
72
driehoekig
triangulaire
73
een cirkel
un cercle
74
een schijf
un rond
75
rond
rond
76
een ovaal
un ovale
77
ovaalvormig
ovale
78
een zeshoek
un hexagone
79
zeshoekig
hexagonal
80
een kubus
un cube
81
een ster
une étoile
82
een kruis
une croix
83
in de vorm van
en forme de
84
Ht voorwerp is vierkant
L'objet est carré.
85
De machine heeft een driehoekige vorm.
La machine a une forme triangulaire.
86
Het is een cirkel.
C'est un cercle.
87
Het heeft de vorm van een ster.
ça a la forme d'une étoile.
88
Het gaat om een voorwerp in de vorm van een kubus.
Il s'agit d'un objet en forme de cube.
89
aangeboden worden in het + kleur
être proposé en +couleur (f.)
90
beschikbaar zijn in het + kleur
être de couleur blanche/ bleue/ rouge/ verte
91
grijs/zwart/wit zijn
être gris/noir/blanc
92
bont, kleurrijk
coloré
93
bont, kleurrijk
multicolore
94
dof
mat(te)
95
levendig
vif (vive)
96
Dit voorwerp wordt in verschillende kleuren aangeboden, in het blauw, in het rood en in het groen.
C'est objet est proposé en différentes couleurs, en bleu, en rouge et en vert
97
Het zijn gele sterren.
Ce sont des étoiles jaunes.
98
Ik verkies levendige kleuren boven doffe kleuren.
Je préfère les couleurs vives aux couleurs mattes.
99
in papier
en papier
100
in karton
en carton
101
in stof
en tissu
102
in leer
en cuir
103
in plastic
en plastique
104
in porselein
en porcelaine
105
in ijzer
en fer
106
in glas
en verre
107
in metaal
en métal
108
in hout
en bois
109
in inox
en inox
110
bestaan uit
se composer de, être composé de, être consitué de
111
voorzien van
être doté de
112
uitgerust met
être équipé de
113
beschikken over
disposer de
114
Het artikel bestaat uit meerdere onderdelen.
L'article est constitué de plusieurs parties.
115
Het toestel is uitgerust met een filter
L'appareil est équipé d'un filtre.
116
een kwaliteit
une qualité
117
van goede/slechte kwaliteit (zijn)
(être) de bonne qualité/ de mauvaise qualité
118
van uitstekende kwaliteit zijn
être d'une excellente qualité
119
een voordeel
un atout, un avantage
120
een nadeel
un défaut, un désavantage, un inconvénient
121
een voordeel hebben
présenter un avantage
122
de kwaliteiten aanprijzen
vanter les qualités
123
ambachtelijk
artisanal
124
vernuftig
astucieux
125
aantrekkelijk
attrayant
126
authentiek
authentique
127
banaal
banal
128
biologisch afbreekbaar
biodégradable
129
hip
branché
130
lawaaierig
bruyant
131
gerieflijk, praktisch
commode
132
compact
compact
133
comfortabel
confortable
134
uit de mode
démodé
135
efficiënt
efficace
136
hinderlijk
encombrant
137
uitzonderlijk
exceptionnel
138
betrouwbaar
fiable
139
breekbaar
fragile
140
waterdicht
imperméable
141
onbreekbaar
incassable
142
onontbeerlijk
indispensable
143
inefficiënt
inefficace
144
vernuftig
ingénieux
145
vernieuwend
innovateur, innovant
146
wegwerp-
jetable
147
lelijk
laid, moche
148
wasbaar
lavable
149
hanteerbaar
maniable
150
gebrekkig
médiocre
151
modern, modieus
moderne, à la mode
152
origineel
original
153
goed presterend
performant
154
praktisch
pratique
155
stevig
robuste
156
aantrekkelijk
séduisant
157
stil
silencieux
158
solide
stevig
159
ruim
spacieux
160
stabiel
stable
161
overbodig
superflu
162
Dit object heeft meerdere kwaliteiten.
Cet objet a plusieurs qualités.
163
Een groot voordeel van dit object is dat het gemakkelijk demonteerbaar is.
Un atout majeur de cet objet est qu'il se démonte facilement.
164
Dit werktuig heeft geen enkel nadeel.
L'outil n'a aucun désavantage.
165
Dit apparaat heeft uitzonderlijke voordelen.
Cet appareil présente des avantages exceptionnels.
166
Dit toestel is van uitstekende kwaliteit.
Cet appareil est d'une qualité excellente.
167
Sta me toe om de kwaliteiten van dit toestel aan te prijzen.
Permettez- moi de vous vanter les qualités de cette machine.
168
Dit voorwerp is bijzonder stevig.
Cet objet est particulièrement robuste.
169
bedragen
être de, s'élever à
170
duur zijn
coûter (invariable), être cher
171
toegankelijk
abordable
172
een schappelijke prijs
un prix abordable
173
voordelig
avantageux
174
competitief
compétitif
175
concurrentieel
concurrentiel
176
onklopbaar
imbattable
177
buitensporig
exorbitant
178
goedkoop
bon marché
179
Het kost veel.
Cela n'est pas donné.
180
Het kost een fortuin.
Cela coûte une fortune.
181
Het kost handenvol geld.
Cela coûte les yeux de la tête.
182
een prijs-kwaliteit verhouding
un rapport qualité-prix
183
De prijs van het object bedraagt 15 euro.
Le prix de l'objet est de 15 euros.
184
De prijs van het artikel bedraagt 112 euro.
Le prix de l'article s'élève à 112 euros.
185
De prijs is hoog/ het is duur.
Le prix est élevé.
186
Het product kost veel.
Le produit est cher/ coûte cher.
187
Het is een beetje prijzig.
C'est un peu coûteux.
188
De prijs is onklopbaar.
Le prix est imbattable.
189
De prijs-kwaliteitverhouding is uitstekend.
Le rapport qualité-prix est excellent.