Module 3: Agences et campagnes de communication Flashcards
(227 cards)
1
Q
pad, weg
A
une trajectoire
2
Q
uitdaging
A
une gageure
3
Q
een baksteen
A
une brique
4
Q
een toon
A
une tonalité
5
Q
beschouwen, kijken naar
A
envisager
6
Q
zich bevrijden van, zich losmaken van
A
s’affranchir de
7
Q
invoeren
A
instaurer
8
Q
verkrijgen
A
obtenir
9
Q
erin slagen
A
parvenir à
10
Q
rechtvaardigen
A
légitimer
11
Q
getuigen
A
témoigner
12
Q
getuigenis
A
témoignage
13
Q
getuige
A
témoin
14
Q
bekennen, opbiechten, vertellen
A
avouer
15
Q
een bekentenis
A
un aveu
16
Q
invloed hebben op
A
impacter
17
Q
een impact
A
un impact
18
Q
doorgeven
A
relayer
19
Q
parafraseren, citeren
A
paraphraser
20
Q
gekoppeld aan, verbonden met
A
lié à
21
Q
trouwens
A
d’ailleurs
22
Q
wij moeten echter (vaststellen)
A
force est de (constater)
23
Q
op zoek naar
A
en quête de
24
Q
verfijnen
A
affiner
25
voortvloeien uit
découler
26
blijken
s'avérer
27
doelgericht
ciblé
28
de doelgroep
la cible
29
targetting, bepalen van de doelgroep
le ciblage
30
zich richten tot, bereiken
cibler
31
beslissend
déciisif, -ive
32
tastbaar, concreet
tangible
33
stedelijk
urbain
34
moedig, flink, degelijk (ici), solide
vaillant
35
een bericht verspreiden
diffuser un message
36
zich goed voelen
se porter bien
37
op maat
sur mesure
38
een regenboog
un arc-en-ciel
39
winst
un bénéfice
40
een strijd
un combat
41
een lasteraar
un détracteur
42
een verbintenis
un engagement
être engagé
43
fierheid, trots
une fierté < fier
44
kussen
embrasser
45
benadrukken
mettre en valeur
46
richten, verwijzen
pointer
47
toegeven
reconnaître
48
uitrusting
un équipement
49
uitrusten
équiper
50
uitdaging, inzet
le enjeu
51
aanpak, werkwijze
une démarche
52
inzetbaarheid, professionele intergratie
une insertion professionnelle
53
zich integreren
s'insérer
54
ambitie
une aspiration
55
samenwerken
s'associer à
56
een samenwerking
une association
57
toekennen, verlenen
octroyer
58
bewijzen
prouver
59
een bewijs
une preuve
60
beschadigen
abimer
61
doorstorten
reverser
62
de stap zetten
sauter le pas
63
een beroep doen op
faire appel à
64
banden smeden
tisser des liens
65
daling
une baisse > baisser
66
stijging
une augmentation < augmenter
67
een sensibiliseringscampagne
un campagne de sensibilisation
68
kledingvoorschrift
un code vestimentaire
69
een botsing
une collision
70
ernst
une gravité
71
winteruur
une heure d'hiver
72
spitsuur
une heure de pointe
73
een buitenwipper
un videur
74
stappen over, oversteken
franchir
75
afwijzen
recaler
76
zich verplaatsen
se déplacer
77
zich te beschermen
se prémunir
78
afkeurend
désapprobateur, -trice
79
winters-
hivernal, -e
80
reflecterend
réfléchissant, -e
81
waakzaam
vigilant
82
kwetsbaar
vulnérable
83
verwoesting aanrichten
faire des ravages
84
het wordt donker
il fait sombre
85
een zwakke weggebruiker
un usager faible
86
de reclame
la publicité
87
vergelijkende reclame
une publicité comparative
88
misleidende reclame
une publicité mesongère
89
reclamecampagne
une campagne de publicité
90
reclame-/communicatiebureau
une agence de publicité/ de communication
91
account manager
un gestionnaire de clients
92
copywriter
un concepteur- rédacteur
93
art director
un directeur artistique
94
ontwerper, grafisch vormegever
un graphiste
95
een reclamemaker
un publicitaire
96
reclame-
publicitaire
97
reclameslogan
un slogan publicitaire
98
pakkend
accrocheur, -euse
99
een mediaruimte
un espace publicitaire
100
reclamemedium
un support publicitaire
101
reclamespot
un spot publicitaire
102
een adverteerder
un annonceur > une annonce
103
televisiezender
une chaîne de télévision
104
radiozender
une station de radio
105
worden uitgezonden
passer à la télévision/ à la radio
106
tijdstip van uitzending
l'heure de passage
107
primetime
l'heure de grande écoute
108
een medium/ media
un média, les médias
109
folder
un dépliant
110
de doelgroep
la cible, le public cible
111
bepalen van de doelgroep, targetting
le ciblage
112
het beoogde publiek
le public visé
113
een doelstelling
un objectif
114
een strategie
une stratégie
115
een boodschap
un message
116
een middel
un moyen
117
mond-tot-mond reclame
le bouche à oreille
118
de P.R
les rélations publiques
119
de (naam) bekendheid
la notoriété > notoire
120
de zichtbaarheid
la visibilité > visible
121
doeltreffend < doeltreffendheid
efficace > l'efficacité
122
slagen
réussir > une réussite
123
mislukken
échouer> un échec
124
ontwerpen, uitdenken
concevoir > la conception
125
creëren
créer > la création
126
ontwikkelen
développer > le développement
127
communiceren
communiquer > la communication
128
communicatief
communicatif (-ive)
129
streven naar, trachten te bereiken
viser à
130
bereiken
atteindre, toucher
131
zich richten tot
s'adresser à
132
zich richten op (een doelgroep)
cibler
133
de aandacht trekken
attirer l'attention
134
aanzetten tot
inciter à
135
bewust maken van
sensibiliser à > la sensibilisation
136
opwekken
susciter (un sentiment)
137
beschikken over > beschikbaar
disposer de > disponible
138
binden
fidéliser > la fidélisation
139
trouw zijn aan
être fidèle à
140
verbinden > een band
lier > un lien
141
zich identificeren
s'identifier > une identification
142
verwachten > verwachting
atteindre qq,/qqch > une attente
143
verlangen naar
aspirer à > une aspiration
144
(een boodschap) verspreiden
diffuser (un message) > la diffusion
145
uitzenden
émettre > une émission
146
publiceren
publier (il publie) > une publication
147
In deze advertentie, gaat het over...
Dans cette annonce,
Il s'agit de...
148
Deze advertentie betreft...
Cette annonce
concerne...
traite de...
porte sur...
149
Het product waarover het gaat in de advertentie is...
Le produit dont il s'agit dans l'annonce est...
150
Het product dat voorgesteld wordt in de advertentie is...
Le produit qui est présenté dans l'annonce est...
151
een (reclame)advertentie
une annonce (publicitaire)
152
een reclame
une publicité
153
een product
un produit
154
een dienst
un service
155
een zaak, een belang
une cause
156
Het merk van dit product is...
La marque de ce produit est...
157
De organisatie die deze advertentie verspreid heet...
L'organisation qui diffuse cette annonce s'appelle...
158
De naam van het merk is...
La nom de la marque est...
159
een organisatie
une organisation
160
een bedrijf
une entreprise/ une société
161
een merk
une marque
162
een naam
un nom
163
heten
s'appeler
164
Bovenop... biedt het merk ook... aan
En plus de... la marque propose également...
165
De andere producten van het merk zijn...
Les autres produits de la marque sont...
166
Het bedrijf produceert ook....
L'entreprise produit aussi
167
De illustratie bevat...
L'illustration contient/ comprend...
168
De afbeelding stelt... voor
L'image représente...
169
Op de afbeelding, zie je...
Sur l'image on voit...
170
In de advertentie, zijn er...
Dans l'annonce, il y a
171
Links is er...
à gauche, il y a ...
172
Rechts zie je ...
à droite, on voit...
173
bovenaan vind je...
en haut, on trouve
174
onderaan kan je... lezen
en bas, on peut lire...
175
het verband met het merk is duidelijk....
le lien avec la marque est clair
176
een verband
un lien
177
bevatten
contenir/ comprendre
178
een afbeelding
une image
179
een illustratie
une illustration
180
een voorstelling
une représentation
181
een foto
une photo(graphie)
182
voorstellen/afbeelden
répresenter
183
voorgesteld/ afgebeeld worden
être représente
184
De slogan die op de afbeelding staat is de volgende: '...'
Le slogan affiché sur l'annonce est le suivant: '...'
185
Op de advertentie, zie je de volgende blikvanger: '..'
Sur l'annonce, on voit l'accroche suivante '...'
186
Deze slogan verwijst naar...
Ce slogan renvoie à
187
Je kan de slogan als volgt herformuleren:...
Vous pouvez reformuler le slogan ainsi: '..'
188
Deze blikvanger trekt onmiddellijk de aandacht want..
Cette accroche attire tout de suit l'attention car...
189
een slogan
un slogan
190
een blikvanger
une accroche
191
verwijzen naar
renvoyer à
192
herformuleren
reformuler
193
de aandacht trekken
attirer l'attention
194
Met deze advertentie wil het merk de volgende booschap doorgeven/ verspreiden
Avec cette annonce, la marque veut faire passer le message suivant: ...
195
De boodschap van het merk kan als volgt geherformuleerd worden: ...
Le message de la marque peut être reformulé ainsi:...
196
Met deze boodschap, doet het merk de volgende USP aan zijn consumenten
Avec ce message, la marque fait la promesse suivante à ses consommateurs: ...
197
een boodschap
un message
198
herformuleren
reformuler
199
een boodschap doorgeven
faire passer un message
200
een USP (unique selling proposition)/ een belofte
une promesse
201
Deze boodschap richt zich tot...
Ce message s'adresse à...
202
Deze advertentie is bestemd voor...
Cette annonce est destinée à...
203
Met deze reclame, bereikt het merk...
Avec cette publicité, la marque atteint/ touche...
204
Het doelpubliek van deze reclame is/ zijn...
Le public cible par cette publicité est/ sont....
205
bestemd zijn voor...
être destiné à
206
bereiken
atteindre
207
bereikenn
toucher
208
het doelpubliek
le public cible/la cible
209
als doelgroep kiezen
cibler
210
een consument
un consommateur/ une consommatrice
211
een koper
un acheteur/ une acheteuse
212
een man/ een vrouw
un homme/ une femme
213
een jongere
un jeune
214
een senior
un senior
215
De doelstellingen van deze reclame zijn...
Les objectifs de cette publicité sont... (+ substantif)
216
Het doel van de campagne is om...
L'objectif de la campagne est de (+ verbe)
217
Deze advertentie heeft als doel om...
Cette annonce a pour objectif de...
218
Met deze campagne wil het merk...
Avec cette campagne, la marque veut...
219
een doelstelling
un objectif
220
een doel
un but
221
nastreven, als doel hebben
viser à
222
een product lanceren
lancer un produit
223
een dienst kenbaar maken
faire connaître un service
224
een nieuwe variant lanceren
lancer une nouvelle variante
225
de website laten bezoeken
faire visiter le site web
226
aan het image werken/ het image bijsturen
travailler sur l'image
227
doen kopen
faire acheter