Module 2: BBP en inflatie Flashcards

(61 cards)

1
Q

Investeringen (DEF)

A

De aankoop van goederen en diensten van andere bedrijven op de markt voor goederen en diensten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

BBP (DEF) (letterlijk)

A

De marktwaarde van alle finale goederen en diensten die geproduceerd worden in een land binnen een bepaalde periode

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Vul aan: hoe hoger het BBP is, hoe …

A

Hoe hoger het BBP is, hoe meer er geproduceerd wordt binnen de gesloten economische kringloop. Hoe hoger het inkomen van gezinnen is, hoe hoger de consumptie van gezinnen zal zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn lekken uit het BBP?

A

Belastingen
Sparen
Import

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn injecties in het BBP?

A

Overheidsuitgaven
Investeringen
Export

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Open economie (DEF)

A

Betekent dat er handel is met het buitenland

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn andere manieren om welvaart of inkomen te meten buiten het BBP?

A

*Bruto Nationaal Inkomen (BNI)
* Nationaal inkomen (NI)
* Persoonlijk inkomen (PI)
* Beschikbaar inkomen (BI)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe bereken je het bruto nationaal inkomen (BNI)?

A

= BBP + inkomen die inwoners van België produceren in het buitenland - inkomen van buitenlanders in België
= BBP + inkomens uit het buitenland – inkomens naar het buitenland

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe bereken je het nationaal inkomen (NI)?

A

= BNI - belastingen + subsidies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het persoonlijk inkomen (PI)?

A

= NI uitgekeerd aan gezinnen
= BNI - inkomen van bedrijven dat niet uitgekeerd wordt aan gezinnen (dus wat bedrijven investeren of sparen) + de inkomsten van gezinnen uit overheidsmiddelen (bv: omdat ze voor de OH werken)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het beschikbaar inkomen (BI)?

A

= PI - belastingen
Dit gaat het meest over wat mensen hebben om uit te geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het nationaal inkomen?

A

Het totaal van alle inkomens die in één jaar door de inwoners van een land worden verdiend met het produceren van goederen en diensten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat houdt het persoonlijk inkomen in?

A

Het persoonlijk inkomen is het totaal inkomen dat huishoudens ontvangen in een land gedurende een jaar. Het gaat dus om het inkomen van individuen en gezinnen, en niet van bedrijven of de overheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat houdt het beschikbaar inkomen in?

A

Het beschikbaar inkomen is het inkomen dat huishoudens werkelijk overhouden om te consumeren of te sparen, nadat belastingen en sociale bijdragen zijn afgetrokken van het persoonlijk inkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe bereken je het BBP per capita?

A

= BBP/totaal aantal inwoners van een land

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat meet het BBP per capita?

A

Dit is bij benadering wat de gemiddelde inwoner aan waarde produceert in 1 jaar tijd en dus bij benadering wat het gemiddelde inkomen van een inwoner gedurende 1 jaar is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe bereken je het BBP?

A

Aantal verkochte goederen en diensten * de marktprijs van deze goederen en diensten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Reële BBP (DEF)

A

BBP van een bepaald jaar moesten de prijzen niet gewijzigd zijn tov een basisjaar. Het BBP in constante prijzen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat zijn de 4 componenten van het BBP?

A

Y = C + I + G + NX

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat houdt consumptie in als component van het BBP?

A

Uitgaven van gezinnen aan goederen en diensten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat houden investeringen in als component van het BBP?

A

Een uitgave dat een bedrijf doet op de markt voor goederen en diensten om meer te kunnen produceren.
Vastgoedaankopen van gezinnen = ook investeringen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat houden overheidsuitgaven in als component van het BBP?

A

Uitgaven op de markt van goederen en diensten door overheden
Inclusief: salarissen van overheidspersoneel
Exclusief: uitkeringen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat houden netto exports in als component van het BBP?

A

Totale export - totale import

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat houdt inventaris in?

A

Als een product niet verkocht wordt dan gaat het in de inventaris.
Het telt wel voor het BBP van het jaar waarin het geconsumeerd wordt, niet voor het jaar waarin het verkocht wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Export (DEF)
Goederen en diensten geproduceerd in België, gekocht door buitenlanders
26
Import (DEF)
Goederen en diensten geproduceerd in het buitenland, gekocht door Belgen
27
BBP deflator (DEF)
Impliciete maatstaf van het prijsniveau. Hierbij laat je de prijzen variëren en de hoeveelheid hou je constant. Dit is het omgekeerde van het reële BBP
28
Wat betekent het als de BBP deflator stijgt van het ene jaar op het andere jaar?
Dit betekent dat het leven duurder geworden is, dat de prijzen gestegen zijn of dat er inflatie is
29
Hoe bereken je de BBP deflator?
Nominaal BBP/reël BBP * 100
30
Hoe bereken je het nominale BBP?
De hoeveelheid van een bepaald goed * de prijs van een bepaald goed
31
Hoe bereken je het reële BPP?
Nominaal BBP/BBP deflator OF prijs van het basisjaar * hoeveelheid van het jaar waar je naar kijkt
32
Welke uitkomst krijg je als je het reële BBP van het basisjaar berekent?
Dan is je reële BBP = nominale BBP
33
Welke uitkomst krijg je als je de BBP deflator van het basisjaar berekent?
Dan kom je altijd 100 uit
34
Wat is de formule voor de BBP groei
∆BBPt = BBPt - BBPt-1/BBPt-1 * 100
35
Als we het over de groei van het BBP hebben, waar hebben we het dan juist over?
Over het reële BBP, omdat we NIET geïnteresseerd zijn in prijsniveaus want daarvoor hebben we inflatie. We zijn WEL geïnteresseerd in de verschillen in de hoeveelheid goederen en diensten die geproduceerd en geconsumeerd worden.
36
Maakt geld gelukkig?
Nee, iedereen heeft een basisgelukscore die bepaald wordt door hoe jouw inkomen positioneert tov de mens waarmee jij je vergelijkt
37
Kosten voor levensonderhoud/'cost-of-living' (DEF)
Hoeveel iemand moet uitgeven om dezelfde levensstandaard te behouden (bv: je eet bepaalde voeding, je woont in een bepaald type huis, je rijdt met een bepaalde auto,...) Hoeveel je moet uitgeven om exact dezelfde dingen te blijven doen/hebben zonder je levensstandaard te verhogen/verlagen
38
Prijsniveau (DEF)
Een momentopname van de prijzen voor goederen en diensten in een economie op een gegeven momentC
39
Consumptieprijsindex (DEF)
Een maatstaf van de prijzen van een representatieve korf goederen en diensten
40
Representatief (DEF)
Gekocht door de typische consument, door de gemiddelde Belg
41
Wat is de formule voor de consumptieprijzenindex?
Prijzenkorf2025/prijzenkorf van het basisjaar * 100
42
Hoe wordt de consumptieprijzenindex berekend? (5 stappen)
1- Er wordt bepaald wat er in de korf komt 2- We kijken hoeveel ze kosten op maandelijkse basis 3- De kostprijs van de korf wordt berekend: prijs * hoeveelheid 4- Er wordt een basisjaar gekozen 5- De consumptieprijzenindex wordt berekend aan de hand van de formule
43
Welke problemen zijn er met het meten van de consumptieprijzenindex? (5)
1- Substitutiebias 2- Nieuwe producten → wat met dingen die nog niet bestonden op het moment dat de goederenkorf werd vastgelegd? Korf moet gerevalueerd worden. 3- Verandering in kwaliteit → Er wordt verondersteld dat de kwaliteit hetzelfde blijft (bv: iPhone is duurder maar ook kwalitatief beter) 4- Consumptiepatroon van de gemiddelde Belg → Wie is de gemiddelde Belg? En wat met mensen die een heel ander consumptiepatroon hebben 5- Krimpflatie → De hoeveelheid wordt kleiner ipv een prijsstijging
44
Wat houdt substitutiebias in?
Substitutiebias ontstaat wanneer de CPI geen rekening houdt met het feit dat consumenten bij prijsstijgingen overstappen op goedkopere alternatieven. De CPI blijft dan gebaseerd op het oorspronkelijke consumptiepatroon, waardoor ze de werkelijke kosten van levensonderhoud overschat. (bv: mensen kopen Pepsi ipv Coca Cola als de prijs te fel stijgt van Coca Cola)
45
Inflatie (DEF)
De percentuele verandering in de consumptieprijzenindex in vergelijking met de vorige periode = groeivoet van de consumptieprijzenindex
46
Hoe bereken je de inflatie?
inflatie t = CPIt - CPIt-1/CPIt-1 * 100
47
Welke andere indexen bestaan er nog naast de consumptieprijzenindex? (5)
1- Gezondheidsindex 2- CPI zonder petroleum 3- CPI zonder energie → omdat petroleum en energie het sterkst schommelen 4- Afgevlakte index 5- Spilindex → vooropgestelde drempelwaarde
48
Wat houdt de gezondheidsindex in?
Dat is een index gebaseerd op een korf zonder alcohol, tabak en motorbrandstoffen
49
Kerninflatie (DEF)
Inflatie van prijzen die minder sterk schommelen van maand tot maand
50
Hoe bereken je de afgevlakte index?
Gemiddelde van de consumptieprijzenindex van de laatste 4 maanden * 0,98
51
52
Wat betekent het als een indexcijfer (zoals de gezondheidsindex of afgevlakte index) gelijk is aan, groter dan of kleiner dan 100?
* Index = 100 → prijzen zijn niet veranderd t.o.v. het basisjaar * Index > 100 → prijzen zijn gestegen (bijv. 108 = 8% stijging) * Index < 100 → prijzen zijn gedaald (bijv. 97 = 3% daling)
53
Indexering (DEF)
Het aanpassen van een bedrag (bv: loon, huur) aan een indexcijfer
54
Loonindexatie (DEF)
Lonen worden aangepast aan de inflatie (gebeurt automatisch maar niet overal. Enkel in België, Luxemburg, Malta en Cyprus voor alle lonen)
55
Huurindexering (DEF)
Huurprijzen worden ook automatisch aangepast aan inflatie
56
BBP deflator (DEF)
Prijzen van alle goederen en diensten geproduceerd in een land
57
CPI (DEF)
Prijzen van goederen en diensten gekocht door een typische consument
58
Hoe kan je prijzen van vroeger en nu vergelijken?
Door ze te corrigeren voor inflatie waarde vandaag = waarde in jaar t * prijsniveau vandaag/prijsniveau in jaar t
59
Hoe bereken je de reële rentevoet?
Rt = It - πt Reële rentevoet = nominale interestvoet - inflatie
60
Wat is je nominale interestvoet?
De waarde die de bank zegt dat je rentevoet is
61
Waarom is inflatie nadelig voor spaarders en voordelig voor leners?
Nadelig voor spaarders: De koopkracht van hun spaargeld daalt → je kunt er minder mee kopen. Voordelig voor leners: Ze betalen hun lening terug met geld dat minder waard is → de reële waarde van hun schuld daalt. Jan spaart €1.000, maar door 5% inflatie kan hij volgend jaar voor dat bedrag 5% minder kopen. Lisa leent €1.000 en betaalt dit terug in euro's die 5% minder waard zijn → ze wint bij inflatie.