Moeilijke woorden van alles Flashcards
(28 cards)
1
Q
degelijk, betrouwbaar
A
zuverlässig
2
Q
nutteloos, tevergeefs
A
vergeblich
3
Q
oprichten
A
gründen
4
Q
vertalen
A
übersetzen
5
Q
het reistbureau
A
das reisebüro s
6
Q
de prestatie
A
die leistung en
7
Q
opdat
A
damit
8
Q
oftewel het een, ofwel het ander
A
entweder… doch
9
Q
wel(iswaar)/hoewel
A
zwar … aber
10
Q
omdat (het gevolg ervan)
A
so …, das
11
Q
kennelijk
A
offenbar
12
Q
echter, doch
A
jedoch
13
Q
vaak, veelvuldig
A
häufig
14
Q
ondanks
A
trotz
15
Q
behalve, ongeacht
A
außer
16
Q
totaal
A
insgesamt
17
Q
de verklaring
A
das zeugnis
18
Q
het tijdschrift
A
die illustrierte
19
Q
het instrument
A
das instrument e
20
Q
activiteit, uitoefening, functie, het werk, de taak
A
die tätigkeit en
21
Q
de procedure, het proces
A
das verfahren
22
Q
de overtuiging, het geloof, de mening
A
die Überzeugnung en
23
Q
plannen, bedenken
A
planen
24
Q
het doel, het artikel, voorwerp
A
der gegenstand ¨e
25
de behoefte, de nood
der bedarf
26
de industrie
die industrie n
27
daadwerkelijk, in principe
grundsätzlich
28
verstandig, redelijk
vernünftig
